Op de dag dat Seppe tien jaar wordt, krijgt hij in het ziekenhuis te horen dat er een tumor in zijn knie zit, en dat die er zo snel mogelijk uit moet. De tumor is immers kwaadaardig. Maar hoe moet het dan met zijn feestje voor zijn tiende verjaardag? Seppe is er het hart van in. Wat volgt is Seppes periode in het ziekenhuis, en hoe het hem vergaat. Het revalideren, het vechten, maar zeker ook de boosheid over waarom hém dat moet overkomen. De achterflap meldt dat het zeer moeilijk is om tot Seppe door te dringen, maar als ik dit verhaal lees kan ik alleen maar beamen: je zou voor minder. Dat is het nadeel van achterflappen: dat de lezer bij de hand wordt genomen. Wanneer ik trouwens zou afgaan op de achterflap zou ik dit boek laten voor wat het was, denk ik.
Alles waar een kind zou kunnen doorheen moeten wanneer hij / zij geconfronteerd wordt met kanker of een andere ernstige ziekte, komt aan bod zonder dat het daarom een non-fictie werk voor kinderen zal worden. Het meeleven met Seppe is een intense ervaring. Wanneer hij van zijn ouders een boek over Sioux-indianen cadeau krijgt, verandert er veel. In “Wolf” staan ook stukken uit het boek dat hij kreeg, en dat zorgt mee voor een parel van een geheel. De stukken uit het boek zijn cursief gedrukt, en langzaam merkt de lezer dat Seppe zich hieraan (kan) optrek(ken)t.
Zelfs de titel van dit boek zit slechts achteraan in dit boek. Seppe is in eerste instantie namelijk geen wolf, een prachtig dier, dat eens zal laten zien wat het jongetje tegen zijn ziekte zal doen, het blijft zeer geloofwaardig, zeer levendig. De titel verwijst naar een droom die Seppe had, en waarin hij zijn totem vond. Een totem hoort bij de scouts, en je krijgt hem om wie je bent, en hoe je je gedraagt in het leven. Seppe heeft in het ziekenhuis Teresa leren kennen, nadat hij toch naar de speelzaal ging. Samen met haar vecht hij tegen zijn ziekte.
Dit boek heeft alles: het is absoluut niet tranentrekkerig of te dramatisch, hoewel het gegeven van een ernstig ziek kind dat natuurlijk wél is. Mama en papa zijn altijd aanwezig, maar ze bewegen zich op de achtergrond, als steun voor hun zoon. Zo kon Swerts Knudsen zich focussen op het verhaal van Seppe en hoe hij naar de wereld kijkt, en hoe hij troost put uit zijn boek over de Sioux-Indianen. Verpleegkundige Katinka is een meelevende vrouw, maar ze maakt van Seppe zeker geen zielig kereltje. Het is zij die hem in de richting van anderen duwt, anderen die ook ten volle beseffen wat Seppe doormaakt. Wanneer hij twijfelt aan zijn eigen klasgenoten, en waarom zij nooit op bezoek komen, is zij het ook die hem zegt dat zijn klasgenoten NOOIT kunnen beseffen wat het is om ernstig ziek te zijn. Ze heeft via haar grootvader ook indiaas bloed in zich, iets wat Seppe moeilijk gelooft.
Het mooie is ook dat Seppe aan het eind van het boek naar huis mag, maar daardoor “vergeet” hij nooit (meer) waar hij vandaan gekomen is, en wat Teresa voor hem betekende tijdens zijn periode in het ziekenhuis.
Wolf / Sophie Swerts Knudsen.- Hasselt : Clavis, 2009.- 78p.- (Clavis Levensecht).- 978 90 9044 81050 9
Geen opmerkingen:
Een reactie posten