zondag 27 mei 2007

Prinses Olil en de zwarte ruiter / M. De Bel, A. Van Reeth

Het is feest in het land van Ny. Er is een nieuw prinsesje geboren, dat de naam Olil meekrijgt. De traditie van Ny wil dat elke nieuwgeborene wordt ondergedompelt in de Bron van Leven. Dus trekken de koning, de koningin, prinses Olil, en de Cocoridders (Grompel, Joekel (hij is klein van gestalte) en Claustro) er naartoe. Helaas weten ze niet dat ook de Zwarte Ruiter hier rondzwerft…

Het verhaal loopt goed en zit zonder haken en ogen in elkaar. Is ook best mooi. Doet me soms denken aan het sprookje van Doornroosje, waarin bij haar geboorte twaalf feeën een wens doen, en de dertiende, niet uitgenodigde fee, voorspelt dat Doornroosje zich op haar zestiende zal prikken aan een spinnenwiel en zal sterven. De laatste fee kan dit ongedaan maken, maar ze kan de voorspelling niet helemaal ongedaan maken. Hierdoor zal Doornroosje honderd jaar slapen.
In “Prinses Olil en de zwarte ruiter” waren het ooit zwarte tijden in het land van Ny, waarin draken het hele Land van Ny platbrandden door vuur te spuwen. Bij de geboorte van Prinses Olil moeten Joekel, Claustro en Grompel opzoek naar overgebleven drakeneieren en deze vernietigen, zodat dit nooit meer kan voorkomen. De personages zijn cosequent. Wanneer gezegd wordt dat Nyerianen niet doden, gebeurt dit ook niet, ook niet wanneer men eindelijk de zwarte Ruiter heeft kunnen overmeesteren.
Het taalgebruik slaat soms nergens op, en zit soms echt helemaal fout! “Gelukkig HEBBEN de koning, koningin en prinses Olil kunnen ontsnappen” Op pagina 14 staat een veel te lange zin, die refereert aan spreekwoorden, en dat is wel leuk gevonden.
Alles wordt uitgelegd met bijwoorden (Bolronde Grompel, zo groot als een biobloemkool, de pompoenzon “de vroege zomerzon boorde zich als een reuzenpompoen door de grijsblauwe nevelsliert die als een zilveren sluier over het land van Ny lag” Deze zinsconstructies komen erg vaak voor, maar dat belet de voortgang van het verhaal niet, wat mij betreft. Waarom moet tot drie keer toe vermeld worden dat Kokki de haan is op nog geen twintig bladzijden?(…) “Kokki, de haan van de kasteelhoeve”…, “Kokki, de haan, wipte op het podium en koesterde zich op een zanderig plekje in de zon.” Kokki wordt hier drie keer geïntroduceert, terwijl dat met Spiet, de hond van Alano, niet zo is. Dat moet de lezer dan weer wel goed weten. (Gewoon omdat het opvalt). Ook de personages worden een eerste en een tweede keer, drie kwart van het verhaal later) met naam en beroep, opnieuw voorgesteld. Waarom dat moet is mij een raadsel. Maar het kan nog erger op bladzijde 23-24 (…) “Dus spande koning Nicolaas de HOOGBEJAARDE koninklijke boerenknol Stella voor de koninklijke koets. (Let hier op het woordje hoogbejaard!) Het begon al aardig te schemeren toen het zestal bij de Bron van Leven aankwam. STELLA HIJGDE ALS EEN OUD PAARD(!!!!!!!)” Dat lijkt me redelijk logisch als ze geïntroduceerd is als “hoogbejaard”. Dat je dan niet als een jong veulen ronddartelt… Taalgebruik is (te?) expliciet. Stella het paard heeft helaas een kop en geen hoofd, zoals het normaal hoort wanneer je een paard beschrijft. De paddenstoelen in het Donkerbos worden (Groene Knolamaniet) bij naam genoemd. En ook het feit dat ze giftig zijn. (Maar het gaat erom dat een slecht personage hem opeet, dus is het minder erg.
Tekeningen ogen ouderwets, maar de personages zijn goed uitgewerkt, je leeft als lezer met hen mee in wat ze doen of laten. Wel erg zwart / wit. (De Nyerianen ->zijn goed de zwarte Ruiter en zijn bende zijn slecht.) Wanneer Alano, de zoon van de kleermaker Liloe, die opgevoed werd door de magiër Nife – tegenkomt in het bos, weet je als lezer (veel te?) snel dat het om de verloren gewaande prinses Olil gaat. Daardoor wordt het verhaal erg klassiek. (Thomas de timmerman, Monk de molenaar, Stomp de smid, Blommerd de bakker (Myra is zijn vrouw), Schele Willem is brillenmaker, Andreus de kleermaker, Viek de visser, Sezar de slager. De ridders zijn hilarisch in hetgeen ze zeggen en doen. Da’s fijn. Er komen in het schemermoeras trollen en alfen (wat zijn dat?) voor, wezens die je liever niet wil tegenkomen. Dus wagen de Nyerianen zich nooit zonder reden in dit moeras.
Het verhaal zit goed in elkaar, de personages zijn goed uitgewerkt, maar helaas slaat het taalgebruik nergens op, en is dit soms erg expliciet. (Oa het gebruik van “kakken”.)Anderzijds kun je niet voorbij aan de “eigen stem” van Marc De Bel, en ik heb dit verhaal graag uitgelezen.
Prinses Olil en de zwarte Ruiter / Marc De Bel en Anke Van Reeth ; illustraties Matthias De Clerq, Tingel, 2005