zondag 2 mei 2010

Geel gras / Simon van der Geest

Wanneer de elfjarige Fieke op een ochtend wakker wordt, in haar tentje op de camping ergens in Frankrijk, en haar hoofd naar buiten steekt ziet ze het ondenkbare: geel gras. Geel gras van de plek waarop het tentje van haar ouder stond. Aan een waslijntje: rode theedoeken: ook vergeten! Haar ouders zijn Fieke gewoon vergeten! Wat nu?


En dan zou een wanhopige zoektocht of een gigantische huilbui kunnen volgen. Niet dus. Fieke heeft haar op haar tanden (misschien komt dat wel omdat ze Nederlands is?). Ze loopt naar het kasteel verderop, zoekt een grote tak, en loopt naar boven, om met de boom voor het raam van het kasteel, te kennen te geven, aan de auto’s op de weg, dat ze wil gevonden worden. Maar niets helpt: haar ouders komen niet terug. Ze zijn van het kaliber: “wij vergeten altijd wel iets, maar we weten nooit wat”. Ook nu overdenkt Fieke waaraan haar ouders denken, iets dat ze vergeten zouden kunnen zijn: “ik heb het gevoel dat we iets vergeten zijn, maar ik weet niet wat.” “Dat zeg jij altijd. Het zal wel iets kleins zijn” waaraan Fieke even verder in het boek toevoegt: “Rode theedoeken! Dat is het!” Maar Fieke is een lefgriet, die niet bij de pakken blijft neerzitten. Ze leert Jantwan kennen, die eigenlijk Jan Antoine heet, maar dat is zo lang. Jantwan is een jongen die van zijn ouders nooit iets mag, en is daarmee de tegenpool van Fieke: terwijl zij vertelt dat ze alleen op vakantie is (later komt uit dat ze liegt, natuurlijk), vertelt Jantwan dat hij niet mag zwemmen, niet mag dit, en niet mag dat. Samen besluiten ze om ’s nachts watergeesten te zullen zijn, en onder water naar de maan te kijken. De maan onder water is erg mooi. Fieke en Jantwan raken elkaar ook kwijt, maar vinden elkaar ook weer terug. Zonder groot drama. “Waar was je nou, ik zocht je” “Ik was steeds hier in de straat” En dat is dat, en Fieke en Jantwan zijn blij dat ze elkaar terug hebben gevonden, ook al vond Jantwan Fieke eerst maar een trut, wie gaat er nou als ie elf is, alleen op vakantie. En dat ze liegt hierover, ook dat kan Jantwan maar moeilijk appreciëren.

Op het blog van Jaap Friso las ik dat van der Geest nog lang geen Annie MG Schmidt is. Waarom zou hij dat moeten worden? Annie had haar stijl: grappig en hartveroverend, denken we aan Otje, waarnaar Jaap Friso verwijst, of aan Pluk met zijn rode kraanwagentje. Dat is ook wat Fieke is. Iemand om van te houden. Ergens las ik zelfs dat van der Geest geen Joke van Leeuwen is. Ook dat hoeft niet. JOKE klinkt overigens helemaal niet als SIMON. “Geel gras” is een geestig, fris boek, zonder niet-logische elementen, met gekke bokkensprongen, of taartsprongen: Fieke en Jantwan belanden in een grote taart voor het vrijheidsfeest in Frankrijk, (14 juli?), samen met een stel duiven. Fieke laat begaan, waar Jantwan in eerste instantie een beetje bang is voor het duiven en het donkere van de taart. Wanneer de taart opengaat… komt Fieke tevoorschijn en kijkt iedereen naar haar! Net wat ze altijd al wilde: beroemd worden.

Ik wil het ook nog even over het zuivere taalgebruik van van der Geest hebben, en de mooie zinnen, die beelden oproepen. De zinnetjes worden de lezer niet krampachtig door de strot geramd, of staan niet “nergens voor”: p.52: Er komt een druppeltje bloed op een van de krassen. Een traantje bloed. Het groeit en stroomt langzaam naar zijn kin. Hij merkt het niet.” (Jantwan en Fieke hebben ruzie gemaakt over het feit dat Fieke steeds maar loog, en Fieke heeft, “als een beer in winterslaap iets opengekrabt” (nooit een winterslaper te vroeg wekken) Zelfs die beer in winterslaap komt niet zomaar uit de lucht vallen: “Ik slaap,” zeg ik. “Vandaag hou ik een winterslaap” “Dat kan niet. Het is zomer. Kom”.
Dat klinkt zelfs een beetje als  wat Edward van de Vendel doet.
Meer van der Geest!
Geel gras / Simon van der Geest.- Amsterdam : Querido, 2009.- 103p.- ISBN 978 90 451 0987 9