zaterdag 17 mei 2008

Tobie Lolness op de vlucht / Timothée De Fombelle

Tobie Lolness is anderhalve millimeter groot, wat erg klein is voor zijn leeftijd. Hij rent over takken en boomwortels, en moet zich af en toe verbergen voor zijn belagers. Tobie is op de vlucht, voor zijn eigen volk nog wel. Helemaal alleen. Zal hij zijn ouders, met wie eigenlijk alles ooit is begonnen – zijn vlucht althans – ooit nog terugzien…?
Heerlijk boek. 350 pagina’s lang rent de lezer mee met Tobie, over boomstronken, komt hij mee met Tobie in het gras terecht, bij wat het boomvolk “de gladhuiden” noemt. Dit boek is fantasy, zou je kunnen zeggen, maar de personages zijn menselijk. Dat maakt het boek zo aantrekkelijk: je leest niet over vreemde wezens in een andere dimensie, maar over mensen van vlees en bloed, al zijn ze dan slechts anderhalve millimeter tot drie millimeter groot. Op geen enkele manier valt het op dat je een vertaald boek leest, de vertaling door Eef Gratama is voortreffelijk. De originele Franse tekeningen zijn blijkbaar ook gewoon behouden, en ook die lonen de moeite, al zijn de personagetjes ietwat schichterig en onaf, ze zijn niet echt een meerwaarde voor het verhaal, lijkt mij. Maar ze brengen misschien wel verluchting in dit vuistdikke boek. Niet dat het boek verveelt, in tegendeel: Tobie tuimelt van het ene avontuur in het andere, ik had nergens het gevoel van “dit boek mag nu wel ophouden”. Je hebt in dit boek goeie mensen en slechte mensen, maar Tobie is zeker geen “held” in de strikte zin van het woord. Iedereen in de boom kijkt wel naar hem op, maar Tobie blijft menselijk, en opgejaagd door zij die tot de slechterikken worden gerekend, met name Jo Mitch en zijn bende, die snuitkevers fokken om de hele boom te ondermijnen… De auteur gaat ook nooit in de fout, de lezer moet voor zichzelf wel af en toe bedenken dat het hele verhaal zich in een boom afspeelt. Dat zorgt – voor mij was die ervaring er toch – voor een “oooh” gevoel. Een hele wereld scheppen in een boom, en daarvan niet afwijken: het is knap. Nu maar uitkijken naar het tweede boek over Tobie, dat reeds in het Frans is verschenen en “Les yeux d’Elisha” als titel meekreeg.
Af en toe krijg je heel mooi vertaalde zinnen die je doen glimlachen om hoe ze beschrijven dat iemand huilt, of dat iets heel erg lekker is. Of wat woorden met Tobie doen. Dat lelijke mensen niet altijd zijn hoe ze lijken, of hoe ze toch charmant kunnen zijn:
Over woorden lezen we dit: “Zijn moeder, die hem op driejarige leeftijd had leren lezen, zei altijd tegen hem dat woorden de duisternis verjagen. Als je zorgt dat je moet de woorden bevriend raakt, zullen ze jou je hele leven lang helpen. Doe je dat niet, dan zullen ze je juist in de weg zitten. Maïa legde hem uit dat men het daarom ook had over een woord of een taal ‘kennen’, net zoals je ‘iemand kent’”
Over de smaak van sprinkhanenpasta: “Luizenchips en smeerworst die zo lekker was dat de sprinkhanen waarvan hij was gemaakt van ontroering in tranen zouden zijn uitgebarsten”.
Op p.175 lezen we hoe het voor Tobie voelt om door de familie Olmek te worden verraden: “Hij staarde de molenaars aan met een blik die het hardste hout zou hebben verbrijzeld”. “Tobie bleef de molenaars met zijn blik vermalen. (…) “Zelfs twijgen van een rotte tak moeten kunnen tellen.”
Dat mensen niet altijd zijn wie ze lijken blijkt op p.112, wanneer Sim Lolness zijn oude vriend Zef Clarac, de notaris “die dat per ongeluk” is geworden” – van de boom, terugziet: “Zef was zeldzaam lelijk. Foeilelijk. (…) (…) Tobie vond dat Zef eigenlijk had moeten worden vrijgesteld van zijn geboorte, van het leven, in één woord: vrijgesteld van alles. (dat zijn volgens mij drie woorden, maar goed.) (…) toen Zef Clarac zijn armen openspreidde en drie woorden zei: “ik verwachtte jullie.” En opeens veranderde de verschrompelde paddenstoel in een sprookjesprins. Door te gaan praten werd Zef een halfgod. Er ging van die man zoveel warmte en genegenheid uit (…)
Ook “huilen” is nooit iets dat (of toch bijna nooit) zo wordt omschreven. Zelfs dit wordt veel mooier beschreven: “De traan had haar zwijgende bevel waarschijnlijk gehoord. Hij stak alleen even zijn neus om de hoek en daarna liet hij zich niet meer zien.”(p225) p231: (…) “opnieuw tranen in haar ogen. Dit keer rolden ze over haar wangen naar beneden, ze wilden bij haar mondhoek naar binnen glippen, maar zochten uiteindelijk een goed heenkomen in haar hals.”Tobie Lolness op de vlucht / Timothée de Fombelle, vertaald door Eef Gratama ; illustraties François Place.- Amsterdam : Querido, 2007.- oorspr. titel: la vie suspendue.- 350p. : ill.- ISBN 978 90 451 0580 2