maandag 1 december 2008

Elfenblauw / Johan Vandevelde

Sander groeit op bij zijn oom Brendan. Samen wonen ze in een omgebouwde treinwagon. Sander heeft zijn ouders nooit gekend. Het enige wat hij van hen heeft, is een amulet met vreemde tekens erop. Omdat hij verliest bij het zwaardvechten, moet hij van zijn oom naar de supermarkt. Dit tripje verandert zijn leven grondig… Want wat eerst een reuzeninsect leek, is eigenlijk een elfje. Een elfje dat een tijdje op krachten komt in Sanders rugzak, maar ze heeft heel andere dingen mee te delen… Ze weet blijkbaar meer over zijn ouders…

Banaal begin

Dit boek begint op een bijna banale manier. Hoewel. Zwaardvechten met je oom in de toch wel bewoonde wereld is dat allerminst, lijkt me. Sander is een gewone schoolknaap, die het niet hoog opheeft met gym en de achterwaartse salto. “Waarvoor heb ik die in het leven nodig?” is zijn repliek. Hij heeft een beetje een ongewone woonsituatie, en een beetje een ongewone oom: hij is smid en leert zijn zoon omgaan met een zwaard. Maar ook dat is de buurt gewend, net als die oude omgebouwde treinwagon. Na het gevecht moet Sander, omdat hij verloor, naar de supermarkt, op de fiets, ook al zit er sneeuw in de lucht. “Je weet hoe je een telefoon moet gebruiken” is het antwoord van oom Brendan.

Glimworm in de winter

Na de komst van de “glimworm in de winter” veranderd alles langzaamaan voor Sander. Zijn oom kijkt helemaal niet raar op, wanneer hij ontdekt wat Sander in zijn rugzak verbergt. Het elfje toont Sander een poel in een oud fabriekspand. Wanneer hij terug naar de oude treinwagon wil fietsen, wordt hij in de stad achtervolgd door een zwarte ridder op een metalen paard. De ridder draagt een masker, en hij wil Sander dood hebben. Dit gegeven is in de wereld van vandaag misschien een beetje ongeloofwaardig neergezet, hoewel de buurtbewoners echt wel de stuipen op het lijf hebben.
Die achtervolging is voor oom Brendan het sein om zijn neefje in te lichten over de poort die zich onderin de poel in het oude fabriekspand bevindt, in te lichten… Sander vertrekt, om uit te komen in een heel andere wereld. Een wereld waarin Nikes niet bestaan, evenmin als een horloge of de kleren die hij draagt. Het is er ook veel warmer. Dit gegeven, van de put die een toegangspoort is, lijkt me weggeplukt te zijn uit “Vrouw Holle”. Dit stoort geenszins, het liet me, toen ik het besefte, eerder glimlachen.

Een schrijver pikt van anderen

Een schrijver pikt altijd van anderen, hoorde ik reeds meerdere keren weerklinken. Het is alleen zaak hoe je dit aanpakt. In eerste instantie lijkt de tocht waarin Sander verzeild, er eentje als die in “De brief voor de koning” – van Tonke Dragt. Maar in “Elfenblauw” zit meer magie, terwijl “De brief voor de koning” meer op mensen gericht blijft. Sander komt verschillende mensen tegen, maar zijn tocht wordt pas een tocht met mensen rond zich wanneer hij, alleen in een woud, beslopen wordt door een hongerige wolf. Ook hier: een en al geloofwaardigheid: in een bos kun je maar beter niet alleen rondlopen. Een pijl maakt een eind aan het leven van de wolf, en zo ontmoet Sander Taryn. Taryn en zijn leermeester Caldric zullen voor de rest van het verhaal Sanders metgezellen zijn. Ook geloofwaardig, hoewel het een fantasy-roman betreft: Sander loopt rond in een magisch woud, dat heeft hij intussen wel door, want was er niet een elfje dat hem lokte? – een eenhoorn, en op de plaats waar Sander Taryn vertelt dat zijn oom overleden is, een bloem die opeens bloeit omdat Sander huilt.
Ook draken en kabouters bevolken dit boek op een min of meer geloofwaardige manier. Al zorgen de draken wel meer voor een spanningsveld. Wanneer de draak echter verslagen is, blijkt dat ze moeder was, en haar kleintje blijft achter. Dit wordt een beetje klef. (een heel klein beetje: ik hou er niet van om dieren die er niet voor dienen, op te voeren als een hond, wat hier wel gebeurt wanneer Taryn het vertrouwen wint van de babydraak – die Vonkje heet in de rest van het verhaal. Taryn krijgt namelijk een lik van de draak). Heel af en toe vond ik het een beetje saai worden, doorheen de tocht en de mensen die Sander leert kennen, maar dat duurde nooit erg lang, en het boek bleef me ongemeen boeien. De personages blijven ook mensen van vlees en bloed, je merkt dat Sander zijn oom mist, die hem wijze lessen bijbracht over dromen, bijvoorbeeld ; die leren je leven: “Stil maar, Sander, zou hij fluisteren. Dromen kunnen akelig echt zijn, maar ze maken je ook sterker. Ze leren je leven… Dat is hun doel.”

Herkenning

Nergens doorheen dit hele boek had ik het gevoel dat ik ook maar iets voelde aankomen waaien. Dat is sterk, afgezien van de verhaallijnen die ik herken uit “De brief voor de koning”, “Vrouw Holle” en aan het eind de zieleneter (dementors uit de Harry Potterboeken), die het op Sander heeft gemunt, met als eindpunt Farlog (Voldemort) die het op ook op Sander heeft gemunt, omdat Farlog de touwtjes in handen wil houden in Cyndrië.

Taalgebruik

Ook het taalgebruik valt op: Sander zou in bepaalde situaties kunnen gillen en in verontwaardiging kunnen beginnen roepen of schreeuwen, maar niets van dit alles, alles is mooi gedoseerd, en dat zorgt mee voor de geloofwaardigheid van dit boek. (p.113: Sander hoort wat de witte monniken aanrichten van Anka, en dat ze haar man meenamen. Sanders repliek is "wat verschrikkelijk”. Dit zou kunnen worden aangevuld met “tierde hij”, “baalde hij”, maar Sander zegt dit stil, en dat zorgt absoluut mee voor de geloofwaardigheid van de personages. Ze blijven dit ook, en het is sterk om dit 359 pagina’s vol te houden.

Elfenblauw / Johan Vandevelde.- Hasselt : Clavis, 2007.- 359p.- ISBN 978 90 448 0548 2