dinsdag 23 juni 2009

Als ik niet toevallig de waarheid gezegd had / Ingelin Angerborn

“Als Tilda niet toevallig de waarheid gezegd had, zou dit nooit gebeurd zijn. Ze zou geen liefdesbrief geschreven hebben naar Axel, ze zou de Kilimanjaro niet kwijtgeraakt zijn, zou niet op de verkeerde wc gegaan zijn, ze zou Worstje niet ontmoet hebben, zou niet met haar armen in de olifantenpoep gelegen hebben… en ze had zeker nooit de hoofdprijs hebben gewonnen!”
Dit is wat de achterflap vertelt, en het boek biedt ook niet meer dan dat. Ook niets minder, en dat is fijn.
Elk hoofdstuk begint ook op dezelfde manier, zodat het op een refrein gaat lijken: Als ik niet…, Nu gebeurde dat wel.

Het is niet nodig om het vorige boek over Tilda te lezen, ze vertelt in dit boek redelijk over wie er in het vorige boek tot haar leefwereld behoorden, zoals Tante Doris, die nu verderop woont (omdat Tilda samen met haar moeder en met Tomas, de gymleraar op school, en Tilda’s moeder haar vriend) is verhuisd.
Het is een goed geschreven boek, zonder fouten, en zonder slechte vertalingen. Maar voor mij was dit boek een beetje een suikerspin: lekker, maar niets meer dan dat. Zoals gezegd: wanneer je de achterflap gelezen hebt, heb je wat mij betreft genoeg gelezen. Het is geen slecht boek, Tilda is een lekker gek meisje (maar geen Pippi Langkous: ze heeft bezorgde volwassenen rondom zich, en verstandige vrienden. Zij zorgen ervoor dat Tilda niet nog gekkere dingen meemaakt. Tilda is gek op honden, en op pagina 10 loert Astrid Lindgren om het hoekje: ze heeft een van haar 120 pluche honden “Bootsman” genoemd. Hij is overigens ook een Sint-Bernardshond. Ze heeft ook een pluchen Afghaanse windhond, maar hij moet het vaak bekopen, wanneer ze huilt, nogal vaak, moet hij dienen als zakdoek.
Op pagina 15 zegt Tilda’s moeder haar na, wanneer ze uitlegt dat Axel haar niet meer wil zien: “Wil Axel je niet meer zien?” “Hij komt niet naar mijn feestje. “Komt hij niet naar je feestje?” “Mama kan vast geen eigen woorden meer bedenken”, is Tilda’s vaststelling.
Op p.19 staat een inimini-foutje: Axel wordt even Alex. Hoeft niet. Komt daarna ook niet meer voor.
Op pagina 22 stoort de eerste zin me: “Ik liep zo gewoon mogelijk naar het hek en de oprit van Axel.” Dat zijn zinnen die ik al zo vaak ben tegengekomen, dat ze me echt blijven storen: Mensen hebben geen hekken of opritten, hun huizen waarin ze wonen wel!
Op p34 wordt een grappige omschrijving gegeven van een brievenbus, nadat Tilda eerder kwam vast te zitten op het balkon van Axels huis. Ze wilde een brief afgeven: “Heb je nooit van een brievenbus gehoord?” Hikte hij. Mama gierde met Tomas mee. “Heel leuk, zei ik.” “Dat is een kleine, praktische uitvinding waarin je een brief kunt stoppen,” ging Tomas verder. “Soms is het gewoon een sleuf met een klep in de deur, soms is het een apart busje met een slot, meestal vooraan in de tuin”. Mama sloeg dubbel van het lachen.
Op pagina 69 lees ik dat je ook een hond kunt uitlaten zonder dat je, zoals in “Hoe appelsienen de toekomst voorspellen”, een hondendrol uitvoerig moet beschrijven: “Simon haalde een zwart zakje uit zin broekzak. Met dichtgeknepen neus en een grote grijns raapte hij het ding achter Worstje op. (Klaar!) Even verder blijkt blijkbaar dat het, wanneer je vieze dingen bij je hebt, het moeilijk is om een vuilnisbak te vinden…
Op pagina 74 krijgt Tilda van haar moeder een nieuwe jas. Ze wil hem in de eerste winkel die ze tegenkomt kopen, maar daar komt volgens mama niets van in: ze moet eerst overal kijken, zodat ze later geen spijt krijgt, waarop Tilda het volgende repliceert: “Maar… zei ik, als ik de jas in de eerste winkel koop en niet in de andere winkels ga kijken, kan ik toch geen spijt krijgen?”
Dit boek heeft leuke personages, maar wat mij betreft mocht het iets meer zijn.
Als ik niet toevallig de waarheid gezegd had/ Ingelin Angerborn.- Tielt : Lannoo, 2007.-102p.- ISBN 978 90 209 7223 8