maandag 6 februari 2012

Rood weeskind / Begga Dom

Thor is de ene helft van een tweeling.  Zijn broer Olmo stierf bij hun geboorte, en sindsdien is Thor een eenling, en dat is nog zwak uitgedrukt.  Olmo is de enige met wie hij praat, met wie hij gesprekken voert.   
Wanneer Thor zeventien is, komt er aan zijn “alleen in het leven staan” een eind: vrienden die dertien jaar geleden naar Amerika gingen verhuizen, komen nu terug naar de afgelegen plek waar Thor met zijn ouders woont, in een niet nader genoemd land, maar omdat er sprake is van elanden, zou “Rood weeskind” zich weleens in Zweden kunnen afspelen.  Ook de namen die Begga Dom voor haar personages koos, klinken Scandinavisch.  Yann, Mette en hun dochters Louise en Lilith staan na al die jaren weer voor de deur.  Op slag wordt Thor verliefd op Louise, maar zij ziet hem niet staan.  Het is Lilith, die veertien is, die doorheen het zelf opgebouwde pantser van Thor probeert te breken. 



Thor, die wel rust vindt in de natuur, waarvan er waar hij woont genoeg te vinden is, met rotspartijen en water, en vlinders, waarvan hij altijd weet hoe ze heten.  In zijn kamer verschanst zich een rood weeskind, die eigenlijk zou moeten rondvliegen, en wel ’s nachts.

Wat moet je met een boek waarin haast niets lijkt te gebeuren?  Dom hanteert een prachtige taal, en ze heeft met “Rood weeskind” zeker een parel afgeleverd als het op taalgevoeligheid aankomt.  Maar met alleen taalgevoeligheid alleen creëer je wat mij betreft geen personages die bij de lezer blijven hangen.  Wat Thor in zijn leven doet, komt wel mooi in beeld.  Hij houdt van de natuur, en van foto’s maken, en heeft een donkere kamer, waar hij zelf foto’s ontwikkeld.  Ook op de boerderij van zijn ouders, vindt hij rust, wanneer hij bezig kan zijn om de koeien te melken. 
Dom’s taal is poëtisch, maar vaak ook te veel uitgesponnen.  Ze gebruikt iets te veel en te ver gezochte vergelijkingen om haar personages neer te zetten: “Ik lag urenlang zonder te bewegen op mijn rug.  Als een slang die moest vervellen.  Alsof ik genoodzaakt werd om van vorm te veranderen.  Om via een pijnlijk proces onherkenbaar te worden.  Zoals een rups zich, om vlinder te worden, moet inkapselen en voorgoed moet afsluiten van alles wat hij kent.”  Of nog: “Ik keek op en knikte.  Ik keek haar recht in de ogen.  En ik dacht aan Lilith, zo sterk dat het leek of zij naast ons stond en ons kon horen en zien.  Voor de zon gleden toen takken en bladeren, die bewogen in de wind, zodat het licht enkele keren verschoof.  Alsof er bladzijden werden omgedraaid.”

Toch kan de lezer ook ontdekken dat Thor wel ondernemend is.  Hij mist zijn broer heel erg, en wil eigenlijk maar wat graag weten wat er met doodgeboren kinderen gebeurt.

“Rood weeskind” is  een poëtisch boek, maar ik had er graag iets meer levendigheid in gezien.  Thor is nogal lethargisch neergezet.  Zijn twijfels over zijn gevoelens voor Louise dan wel Lilith, gaan soms vervelen, en  het lijkt wel of het boek,  met 110 pagina’s, nog wel wat meer body kon gebruiken.  Om Thor en de zijnen wat meer levendigheid te kunnen meegeven, bijvoorbeeld, zodat ze onvergetelijk zouden overkomen op de lezer.

Rood weeskind / Begga Dom.- Hasselt : Clavis, 2011.- 110p.- ISBN 978 90 448 1610 5 - 15+