Jot beweegt niet. Daar heeft hij geen tijd voor. Hij denkt na. Al een hele tijd. Hij wil graag iets uitvinden, iets nieuws. Iets moois. Hij zou blaadjes, takjes en papier kunnen maken, maar dat is niet nieuw, dat doen bomen al. Jot heeft geen takken die uit zijn huid groeien. Wat hij wil maken moet iets nieuws zijn, iets dat nog niet bestaat. Stagistische aureolen, of pappelende moestafa’s. Rechtsdraaiende pienekieken, een telegeleide omeletschotel, een grasvretende koeienvlaaienschepper, de gekste dingen passeren de revue. Maar Jot kan niets bedenken, niets waarvan de mensen niet zeggen: dat kan ik ook. Tijdens het denken, begint Jot zich een beetje te vervelen, en hij bedenkt: “ik word een schepper!” Er komt een toren helemaal tot aan de maan. Daar zit Jot, te kijken en te wuiven naar de mensen beneden. Maar niemand ziet hem, hij zit veel te hoog. Maar dan…. Begint hij verveeld aan de sterren te plukken. Hij zit avond na dag na avond na dag te plukken, tot hij beslist om naar beneden te komen, tree voor tree. En plots hoort hij alleen maar aah, en ooh! Wat de mensen zien, beneden, vinden ze nu WEL heel erg mooi. Jot fluistert nu heel zacht zijn eigen naam, trots op zichzelf: “Jee oo t”. Hij gaat de volgende dag in het gras liggen, om te luisteren naar de wind die in boomkruinen zingt…Heel erg mooi boek, dat toevalligheid een grote rol laat spelen, dat je laat zien dat de beste dingen in het leven slechts per toeval op je af komen. Qua vormgeving geeft de tekst evengoed als de tekeningen, een meerwaarde. Wanneer Jot de ijsbolletjesmachine wil uitvinden, merk je dit aan de tekst: de pagina is blauw, met donkere en lichte letters, waarbij de lichte letters het smelten van ijs weergeven. Of wanneer Jot als een kip op een stokje in een klein hokje gaat zitten, staan de letters en de weergegeven zin “zodichtopelkaardatergeenplaatsmeeris” (…) Een boek dat helemaal af is: zowel in de prenten (Jot is een heel mooi kereltje), als in de tekst, waar niets aan het toeval werd overgelaten. Wanneer het in het verhaal donker wordt, wordt de tekst in witte letters op een zwarte achtergrond geplaatst, en bij mist heb je een grijsachtige pagina met lichtgrijze letters. Je kunt nog net door de wolken, waarvan sprake in het verhaal van Jot, heen lezen, maar je kunt je wel inleven in hoe Jot zich voelt wanneer hij in de wolken zit, als het bewolkt is daar op zijn toren.
Jot / Klaas Verplancke.- Leuven : Davidsfonds/Infodok, 2000.- 56p.: ill.- ISBN 90 6565 964 1
Geen opmerkingen:
Een reactie posten