Sinterklaasverhalen hebben altijd iets gezelligs in zich. Ook dit boek. Maar het is een beetje te veel van alles. De verkleinwoorden (ik zal het “woordje” maar niet in de mond nemen!) zijn haast niet te tellen. Hierdoor krijgt het verhaal iets wolligs, en zijn de personages, ook wanneer ze een ietwat slecht zijn, toch aan de softe kant. Het boek bulkt ook van de taalkundige slordigheden, en ook het verhaal loopt soms onlogisch. De knechten en de Sint zijn mooi uitgewerkt, en je merkt dat de andere Zwarte Pieten het jongste knechtje maar een lastpost vinden. De jongste knecht was bij leven een dief, en (help) dit wordt min of meer uitgebuit in het verhaal, maar niet vaak. Het verhaal draait mijn inziens niet om wat de titel vertelt, en dat is een plus. Het element van de verdwenen ring duikt sporadisch op, en dat is wel goed zo. Ook dat de prinses een onuitstaanbaar wicht zou zijn, wordt verteld door haar personeel, maar dit is nooit overdadig aanwezig, zodat je als lezer niet het gevoel hebt dat je het nu wel gezien hebt. Maar toch. Omdat het verhaal wollig is, is het niet echt origineel. Het is een gezellig boek, maar zonder meer. De ring duikt op het allerlaatst op, in de buik van het beertje dat Papperdidas maakte, voor Kareltje. Hij wilde het mooiste stukje speelgoed maken dat er zou zijn, en dat is hem gelukt met een aantal restjes die hij vond. Ik wil het toch nog over de taal hebben die dit boek bezigt. Dat is soms echt slordig, en het stoorde me echt. Soms zijn er verwijzingen naar sprookjes, omdat de prinses sprookjesboeken zat heeft, en dat is wel leuk om dat als lezer op te merken. Op pagina 11 heeft de prinses van haar vader een spiegel gekregen. Hij heeft die op zijn beurt dan weer gekocht van de achternicht van de kleindochter van de grootmoeder van Sneeuwwitje.
- “Het was een oude spiegel, en haar vader had HET meegebracht van een van zijn reizen.” Volgens mij is “spiegel” niet onzijdig, en hoort hier dus “HEM” te staan.
- Op pagina 44 – 50 ziet Sinterklaas vanuit het raam “van waaruit men alles ziet” de ronde wereldbol zweven. Het lijkt op een knikker. “De wereld” is nooit “het” dacht ik zo.
- Het hele verhaal door, wordt er “geknikt met het hoofd”. Waarmee bedoelt wordt dat er ja geknikt wordt. Waarmee knikt men anders? Dat stoort me mateloos, dat gebrei aan zinnen.
- De Sint herinnert zich dat zijn ezeltje Pepijn van het eiland Sonetta komt. Hij herinnert zich ook dat er op dat eiland alleen ezels wonen. De verkoper van die ezel heeft niet over mensen gesproken. Wat is dit voor een klucht? Wat is die verkoper dan?
- Basil, de speelgoedmaker, is nog nooit in het kasteel van Sonetta geweest, en toch weet hij dat er achter het poortje een kleine gevangenis is?
- p. 57: Papperdidas, die de letter R moeilijk kan uitspreken (mateloos storend, je leest er heel gauw over, maar al de “J’s” die hij er voor in de plaats zet, je zou er als lezer zelf een spraakgebrek van krijgen!), krijgt van Sinterklaas regelmatig een stukje boterletter R., om de R meteen beter te kunnen uitspreken. Helemaal aan het eind van het verhaal, blijkt dat Petro, de grote vriend van Papperdidas, er te veel van at, hij sprrreekt nu te erg met r’ren.), krijgt nog eens “een stukje boterletter”. Let op het “stukje”. Dat vindt hij altijd heel lekker. “Het was een supergroot stuk”, staat er een zin verder. Wat is het nu?Op pagina 81 e.v komt het verleden als diefje van Papperdidas even boven, en dat voelt de lezer op de sokken.
- Op pagina 80 denkt Papperdidas nog dat het best zou zijn om voor hetgeen hij moet doen van Sint, geen kopspeld aan Pietje Paspop te vragen, misschien verslikt hij zich dan. (mooi hé?) Om even verderop in het boek toch op dievenpad te gaan. Wanneer een andere zwarte piet even ijsgekoelde chocomelk is gaan halen om zijn dorst te lessen, ziet Papperdidas zijn kans. Hij trekt heel voorzichtig aan het tafelkleed, waarop Pietje Pruts een aantal dingen achterliet. Papperdidas vindt dit “wat een vondst!” Het is zomaar in zijn schoot gerold. Wat helemaal niet zo is! Hij heeft die spullen helemaal niet gevonden, en ze zijn al helemaal niet zomaar in zijn schoot gerold!
- Omdat Papperdidas alles wat hij op de grond vindt, opraapt, blijft de vloer bovendien “mooi”. “Mooi” is niet het juiste woord wanneer je een nette gepoetste vloer bedoelt. En dat is wat bedoeld wordt, dacht ik. Dan moet “de vloer netjes of schoon” blijven. Maar niet mooi.
- p218: in de tekst staat dat de zakjes met speculaas, mandarijnen en vijgen al zijn gevuld. p.219 vertelt dat Suzanne raar opkijkt als blijkt dat er van haar bakplaat speculaasjes ontbreken?????
- p.220: Basil ziet aan de lucht dat er wel eens heel wat sneeuw zou kunnen vallen. Er staat niet dat het al sneeuwt. Even later “sneeuwt het nog steeds”.
- De verkleinwoordjes in dit boek storen ook. Papperdidas heeft een beertje gemaakt, dat een rond buikje heeft, en dat uit dankbaarheid zijn pootjes om Papperdidas slaat, en hem likjes geeft met zijn rode tongetje. Echt gelezen.
- … Doorgaan zou te ver leiden!
De verdwenen ring van Sinterklaas / Kristien Dieltiens ; illustraties Erika Cotteleer.- Hasselt : Clavis, 2006.- 272 p.: ill.- ISBN 90 448 0646 7. – 978 90 448 0646 5
Geen opmerkingen:
Een reactie posten