Op 27 februari kwam Floortje Zwigtman herself haar boekenkindje voorstellen in Woeste Willem, DE kinderboekhandel in Aalst.
Onder het goedkeurend oog van een geïnteresseerd publiek, vertelde ze over hoe Adrian tot stand kwam, en over haar boekenkast vol boeken die handelen over de 19e eeuw. Over hoe homoseksualiteit toen helemaal “niet bestond”. (Ik verzeker het u met graagte: met Spiegeljongen, althans de fragmenten die Floortje Zwigtman voorlas, verwijst ze het “niet bestaan van homoseksualiteit” naar het rijk der fabelen! En wel met verve! Al moet gezegd dat mister Adrian en zijn aanhang hun toevlucht zoeken “in oorden van verderf” omdat dit niet anders kan.
Zwigtman had op dit gebied ook een tip mee: een manga-strip, over homo’s, geschreven door vrouwen, voor meisjes!
Maar ik zou het over “Spiegeljongen” hebben. Ik heb het laatste deel uit de trilogie gekocht, maar ik moet nog hélemaal beginnen met lezen. Ik weet dus enkel al dat Adrian een zus heeft die Mary Ann heet, een vader die meer dronken dan nuchter is, en dat Trops zijn steun en toeverlaat is…
“Spiegeljongen” had meelezers als Edward van de Vendel, die Zwigtman wezen op karaktertrekken die al dan niet van Adrian zijn. Wie is Adrian? Is dit wel een karaktertrek van hem? Maakt hem dit tot wie hij is?
Zwigtman zette haar publiek ook met graagte even zélf aan het werk: denk na over een vraag die ik nog NOOIT heb gekregen. We bedachten met z’n allen de rodekool-vraag: “Eet u graag rodekool?” (“ja hoor, als ze lekker is klaargemaakt! Die vraag heb ik nog nooit gekregen!”)
Ziekenhuizen zijn in dit boek (en waarschijnlijk wel zo voor de hele 19e eeuw, en niet alleen voor “Spiegeljongen”) waren niet echt oorden om beter te worden, zo zal moeten blijken. Als je daar belandde, was je al bijna dood. Gewoonlijk belandde je er om zonder verdoving iets te moeten laten amputeren met een botte zaag. Afgezaagde ledematen landen in zagemeel. Maar laat dit u niet afschrikken om een boek dat redelijk onverbloemd (let op de woordspeling) de dingen zegt, te lezen.
Geniet van de personages, en van de dialogen, die Zwigtman ook belangrijk vindt: “vroeger” zo zei ze, “werkte ik vaak heel beschrijvend: “hij heeft een chagrijnige blik. Dan laat ik mijn personage zijn of haar mond opentrekken, en zo kan de lezer meteen merken wat chagrijn is.” Om een voorbeeld te noemen. Kwaliteit is voor Zwigtman ook geen loos woord: opzoekingen over wat ze schrijft, het is een evidentie.
Bent u nu benieuwd geraakt naar “Schijnbewegingen”, “Tegenspel” en “Spiegeljongen”? Ik beveel u deze boeken van harte aan. En dat kan tellen, voor iemand die nog helemaal aan de trilogie moet beginnen!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten