Matti, de hoofdpersoon, wil echter te voet de andere kant
bereiken, weg uit Winteroever. Zijn vader is al een hele tijd ziek, en brengt
zijn dagen door op de bank, in een huis waar de rolluiken altijd naar beneden
zijn, ook overdag. Vroeger maakte Matti’s vader prachtige glasramen, en waren
de vissen in de kleine potten in de bijkeuken, zijn hobby. Nu kijkt hij niet
meer naar zijn vissen om. En nu wil Matti’s neef Jarno meedoen aan een
vissengevecht, waarin vissen elkaar bekampen tot de dood. Daarvoor wil hij
Sirius, een tropische vis, gebruiken. Maar Sirius is de lievelingsvis van Matti’s
vader.
Matti kan niet laten gebeuren dat Sirius sterft, en hij
slaat met hem op de vlucht. In een warmwaterkruik, omhuld met een schapenvacht,
in zijn rugzak. Matti berekent dat hij twee uur de tijd heeft om Sirius naar
een aquarium in de stad te brengen. Langer zal de vis het niet uithouden.
Wat volgt is een knappe, spannende vertelling, waar de lezer
meegaat, het ijs op, samen met Matti, die er alles voor over heeft om Sirius te
redden. Maar dan mag Jarno hen niet te pakken krijgen.
Op het ijs leert hij Drika (Frederika) kennen. Zij is twaalf,
en bijna blind. Ze vertelt Matti dat ze wacht tot iemand haar ogen weer open
zal huilen, net als in het sprookje van Raponsje. In dat sprookje is haar prins
in een doornstruik gevallen en blind geworden omdat de doornen zijn ogen
verwond hebben. Dit is wat Drika vertelt
over hoe zij zelf is blind geworden tijdens een vakantie in de Bramenheuvel. Dat
haar blindheid echter geen sprookje is, vertelt ze Matti al snel. Er ontstaat
tussen hen een krachtige vriendschap, maar eentje met stekels. Drika mag dan wel bijna blind zijn, ze is geen doetje. Zij op de vlucht voor de betutteling van haar ouders. Ze wil nog één keer de Bramenheuvel zien, voor ze dat niet meer zal kunnen. Het is Drika die Matti helpt om Sirius veilig aan de overkant te krijgen, “met [je] eigen hartenklop, die [Sirius] warm houdt”.
Haar ouders zijn doodsbang dat Drika iets overkomen is, en zoeken
haar op het ijs.
Met “Vissen smelten niet” lijkt Jef Aerts definitief zijn
weg gevonden te hebben in de wereld van de jeugdliteratuur. Zijn nieuwe boek is
allerminst iets om tussendoor te lezen, en vraagt een inspanning van de lezer. In
een mooie, zuivere taal vertelt hij het verhaal van Matti en Drika. Aerts maakt
van Winteroever een dorp dat ver van de bewoonde wereld af ligt. Hij vertelt hoe
families die dreigen uit elkaar te vallen, toch met elkaar verder moeten.
Het is donker en koud in “Vissen smelten niet”, maar de
glasramen kunnen voor licht zorgen, en de gesloten rolluiken kunnen op een
mooie dag weer open.
Vissen
smelten niet / Jef Aerts.- Amsterdam : Querido, 2013.- 151p.- ISBN 978 90 451
1598 6
Geen opmerkingen:
Een reactie posten