Anna, 15, woont samen met haar twee jaar oudere broer Wiggert en haar ouders in het kindertehuis dat door hun moeder gerund wordt. In Huize Landvoorzand hangen verschillende huisregels aan de muur. Zo mag er geen chips gegeten worden, en seks is ook verboden. Door de oudere kinderen worden deze regels nogal eens overschreden. Daar dienen regels voor, trouwens.
Tot kinderen acht zijn, worden ze door Anna’s moeder voorgelezen, en mogen ze tegen elkaar aankruipen. Anna mag tegen niemand meer aankruipen, en ze wordt ook niet meer voorgelezen. Dat is min of meer een metafoor voor: Anna is op zichzelf aangewezen. Af en toe aaide haar vader haar nog wel eens over het hoofd.
Haar moeder verlaat Huize Landvoorzand nooit, omdat ze vindt dat ze er altijd, altijd voor haar opvangkinderen moet zijn. Haar moeder was iemand die haar eigen ouders nooit gekend heeft, en zelf is opgegroeid in een tehuis. Zij wil het voor “haar kinderen” allemaal anders doen. Ze houdt van iedereen evenveel, zegt ze. Soms lijkt het alsof ze daardoor het gevoelsleven van haar eigen kinderen wat vergeet. Wiggert heeft daar minder moeite mee dan Anna.
Altijd maar de regels volgen, dat is niets voor Anna. Ze heeft wel iets aan haar broer Wiggert, die de gevoelens van onmacht van zijn zus best snapt.
Dan komt Robin, die 17 is, aanwaaien in Landvoorzand. Zijn moeder is dood, en daar was zijn vader voor verantwoordelijk. Hij en Anna zijn van bij het begin van het verhaal onafscheidelijk, misschien zelfs verliefd. “Het leven geeft geen cadeautjes”, “Bang zijn is geen optie”, “Als niemand je wil, ben je vrij”, zegt Robin. Samen kunnen ze, zittend op een vangrail aan de autoweg, aanschurkend tegen straf wegens te laat dan om 10 uur ’s avonds binnen zijn, over al deze dingen zitten nadenken.
En dan is Robin op een ochtend dood. Overreden aan de vangrail. Anna weet tot ’s avonds nergens van, en haar ouders zeggen het haar ook niet, of nauwelijks. Wanneer ze er achter de dood van Robin komt, is haar besluit snel genomen, en loopt ze weg. Ziedaar: de titel van dit boek, die als een klein refrein doorheen het hele boek terugkomt: elk personage is op één of andere manier weg.
Als Anna aan de vangrail staat, wordt ze opgepikt door een truck, die bestuurd wordt door Mammita. Zij is klein, omwille van dwerggroei, en draagt rode klompjes. Ze zit op een stapel telefoonboeken op de bestuurdersstoel van haar truck, waarmee ze om geld te verdienen leveringen uitvoert. Het lossen van een vracht vindt ze niet het leukste aan haar baan, wel het onderweg zijn, en de vriendschap van collega’s die ze onderweg tegenkomt. Ze neemt Anna mee tot in Barcelona, na een aantal dagen rijden.
Daar aangekomen staat Anna er weer alleen voor. Op de Ramblas komt ze tot zichzelf, en laat Schmitz het leven zien van mensen zonder huis, en hoe sterk mensen kunnen zijn. Anna ontmoet Barry, die vioolspeelt. Anna heeft intussen de naam “Robin” aangenomen, om minder snel gevonden te worden. Maar “Weg” biedt zeker plek voor reflectie, en is daardoor absoluut geen donker boek. Het heeft subtiele humor, en ronduit dappere personages en een flinke dosis symboliek over “gevangen zijn”. Zo koopt Anna/Robin in een winkel tien guppies in een zakje, (waarbij deze lezer zich af en toe wel afvroeg: waarom geeft iemand die op straat moet zien te overleven 20 euro uit om “vrij te laten”?), die ze later vrijlaat in zee. Om daarna te gaan bedenken: zouden die guppen tegen zout water kunnen?
Dit boek is het relaas van Anna, en andere “uitbijters”, mensen die nergens bij horen, maar wel bij elkaar. Over tehuiskinderen die “niet passen”. Er is tijd om de personages te zien ontwikkelen, voor reflectie. Voeg er een kauwtje bij dat Anna op een dag ontmoet, en dat gewoon bij haar blijft, en “Weg” is wat het is: een zeer mooi boek, met levensechte personages.
Weg / Jowi Schmitz.- Hoorn : Hoogland & Van Klaveren, 2016.- 244p.- ISBN 978 90 8967 222 3.- 14+
Geen opmerkingen:
Een reactie posten