WIE?

Katrien Temmerman
Leest boeken per kilogram en heeft een kilo of tien boontjes voor Kinder- en Jeugdliteratuur.
Schrijft hierover en probeert dat te doen wars van regeltjes en het liefst af en toe stevig buiten de lijntjes.

Houdt niet van labels en plakkertjes allerhande, maar beseft wel dat mensen dat soms makkelijk vinden.
Heeft het liefst haar boeken, en gaat niet zo graag naar de bibliotheek, want daar moet je je boeken weer afstaan.

Haar favoriete auteurs?  Bart Moeyaert, sinds het begin der tijden, ongeveer, Klaas Verplancke, omwille van mooie illustraties bij érg mooie boeken, Aidan Chambers, omdat ik daar niet aan voorbij kan, en nog veel minder wil.  En nog wel een dozijn of twee andere boekenmensen.

Groot met een hart voor kinderboeken: hoe kom jij aan je passie voor kinderboeken?
Die vraag krijg ik wel vaker, en dan moet ik altijd vertellen dat ik dat eigenlijk niet echt weet. Toen ik klein was, was ik een echt letterkind. Cijfers zeiden me niets, en dat is eigenlijk nog steeds zo. Lezen, schrijven, ik heb het altijd gedaan. Ik las graag en kon het ook goed. Thuis kregen we voor het slapengaan altijd voorgelezen, en soms schudde mijn moeder (meestal wanneer ze geen tijd had voor een boek) iets uit haar mouw. Cassettes vol sprookjes bevolkten onze kasten in de salon. Of platen: ‘IJzeren Hans’, ‘Klein Duimpje’, … Die platen, daarvoor moest er dan wel iemand thuisblijven, want die moesten omgekeerd worden als ‘kant 1′ was afgelopen. En daar moesten wij met onze kleine prutsvingertjes afblijven natuurlijk. Mijn eerste boeken die ik kreeg, er is er maar eentje waar ik de titel nog van weet, en die ook (hersteld en wel zelfs, zoveel jaar na datum) Van Sofie en de Poffertjes, een boek met twaalf verhaaltjes en evenveel kleurige platen van Marianne Colijn en Jaklien Moerman. Ook avi-boekjes bevolkten onze kasten: Pol en Mies bij de heks (een soortement ‘Hans en Grietje’, waarbij alles aan het eind goedkomt: bleek dat de heks gewoon niet graag alleen is), dat geschreven was in ‘lussenschrift /schrijfschrift’.
Pinkeltje, De Bruikleners, Pietje Puk, om voor te lezen, en later De olijke tweeling om zelf te lezen. Nog later kwam De Vijf, over vier kinderen en een hond die allerlei spannende dingen beleefden. Mijn favoriete boek als kind was Blubberpudding van Bettie Elias, geloof ik. Korte verhaaltjes met heel gewone thema’s als een verjaardagsfeestje of (triest!) een hond die zo ziek is dat de dierenarts hem van zijn pijn moet verlossen…
En toen ging ik naar de middelbare school, waar we om de drie weken naar de bib gingen, en allemaal minstens één boek moesten kiezen. In de bib stootte ik op een foto van de jonge Bart Moeyaert, en ik begon prompt alles van hem te lezen, en nog goed te vinden ook. Suzanne Dantine is nog steeds een van mijn favoriete boeken. Alles wat Moeyaert doet, is om de een of andere reden, nog steeds goed. Om hoe het geschreven staat, omdat Moeyaert niet schrijft wat ‘iedereen’ goed vindt, misschien. Ik geloof dat mijn kinder- en jeugdboekenpassie misschien wel is terug te brengen naar één auteur: Bart Moeyaert. Hij heeft mij bezield: met Suzanne Dantine, met Kus me, en hoe meer ik het lees, hoe meer ik me erin lijk te herkennen: de liefde voor boeken, een aversie voor wiskunde: Terug naar af. Daarna wilde ik weleens weten wat hij in Aidan Chambers zag. Dat weet ik nu: Chambers schrijft boeken als films: ze blijven hangen, zinderen na, doen iets met een mens. Misschien: ze laten je nadenken over wie en hoe je iemand kunt zijn of bent. Ik was vijftien, en dan kreeg je in de bib een kaart voor ‘de volwassenafdeling’. Ik weet nog dat ik dacht: ‘Wat moet ik hier beginnen? Mag ik nu niet meer neuzen in de kinderboeken? Ben ik nu groot? ’ Hier las ik dan maar Medisch Centrum West en boeken die geënt waren op een televisieserie. Kartouchke was een van de weinige personages in de volwassenafdeling waar ik mee kon leven. Maar het is helemaal goedgekomen met mij: ik vond evenwicht in de twee afdelingen in de bib: én af en toe een boek voor volwassenen, maar toch liever jeugdboeken: er is zoveel moois, en naarmate je kritischer wordt, ontdek je ook veel meer. En ook: het is fijn: iets doen wat veel anderen raar doet kijken: wie leest er nu als volwassene nog kinderboeken? Misschien nam ik de kinderboeken gewoon mee, toen ik vijftien werd. En is dat gegroeid naar wat ze nu zijn: een passie, een adem.