woensdag 2 januari 2008

Honden niet toegelaten / Roger Van Hoeck

Freek, de opa van Lars en zijn zus Liesje, doet erg vreemd. Hij loopt overdag rond in zijn piama, en slaat zijn spiegel stuk omdat hij denkt dat er een indringer in huis is. Dit wordt nog erger, zodat hij naar een bejaardentehuis moet verhuizen, maar Brak, zijn hond, mag daar niet mee komen wonen…
Heel warm boek over een opa die heel snel zwaar dement wordt, en doodgaat. Alleen jammer van de titel, en van wat de achterflap vertelt. Freek weet helemaal niets van zijn hond, wanneer hij naar het bejaardentehuis vertrekt. Zijn hond zou een jongetje hebben gebeten, en dus hebben ze Brak in het asiel gedropt. (Later zegt de postbode die het heeft zien gebeuren, en niets van honden moet weten, dat hij zich vergiste en dat het een andere hond is die Mats gebeten heeft. Het was Brak dus niet. Mats wil graag een hond, en wanneer een nieuwe baas moet gezocht worden voor Brak, mag die misschien bij Mats wonen) Later in het verhaal komt wel voor dat Brak, wanneer Lars en zijn vrienden hem vinden, niet zal binnenmogen in het tehuis, dat is “niet toegelaten”. Maar dus niet op de manier zoals op de achterflap staat.
Dit is een zeer waardevol boek, met uitstekend uitgewerkte personages, ze huilen, maar ze lachen ook samen. Opa is heel aanwezig in het verhaal, en de familie maakt zich zorgen om hem. Je merkt als lezer goed dat er met opa iets mis is, wanneer hij bijvoorbeeld met zijn hond, op het strand op een stuk wrakhout zit in zijn piama. Wanneer de storm opsteekt, denkt Freek dat het de stormfluit van de boot is, waar hij vroeger op werkte. In werkelijkheid is het zijn hond die weg wil van het onweer. Toch is dit ook een onlogisch iets. Een hond is toch (gewoonlijk) bang voor onweer? “Waneer het onweer opsteekt, zit Freek aan de rand van het strand op een stuk wrakhout. Dromend tuurt hij in de verte. Brak droomt naast hem mee. Waaruit ik opmaak dat hij slaapt. Twee pagina’s verder wipt de hond geschrokken overeind omdat het begint te bliksemen. En omdat de donder volgt. “Voor onweer is hij als de dood.” Maar het onweer was toch al eerder opgestoken? Of wanneer hij zijn kleinzoon Lars Tsjengo gaat noemen, een scheepsjongen die hij heel vroeger heeft gered van de verdrinkingsdood. Wanneer Freek op het dak van zijn duiventil in de tuin gaat staan en eraf springt omdat hij denkt dat hij kan vliegen, is de maat vol. Brak is intussen naar het asiel gebracht, maar hij ontsnapt. Lars snapt er niets van, en gaat naar Brak op zoek. Wanneer Brak gevonden wordt, gaan ze samen de laatste keer bij opa langs, die wanneer hij zijn hond ziet, daarna sterft. Niets op aan te merken. Heel goed gedoseert, met de nodige humor, maar met toch het zware thema van een familielid die je letterlijk kunt zien sterven, al gaat het toch nog langzaam. Je bemerkt de aftakeling van een oude man. Een man met kinderen, schoonkinderen, en kleinkinderen. Zij vormen een gezin, waar je merkt dat er respect is voor elkaar, met de nodige dicipline.
Is het logisch dat het in de lente (ergens in het boek is sprake van een warme lente-avond, verder niet echt seizoensaanduiding aanwezig) al “zwoel weer” is? “Het zweet loopt van zijn lijf door de hitte”. Ergens in het verhaal is er sprake van acht uur ’s avonds, en dat het bijna donker is. Hoe laat blijft het licht?
Honden niet toegelaten / Roger Van Hoeck.- Sint-Niklaas : Abimo, 2005.- 96p.- ISBN 90-59322-49-5