dinsdag 24 juni 2008

Het verhaal van Tracy Beaker / Jacqueline Wilson

Tracy Beaker woont in een kindertehuis, en heeft de opdracht gekregen haar levensverhaal neer te schrijven. Dit is wat je als lezer voor de kiezen krijgt.
Een verhaal over een kind in een kindertehuis kan zielig zijn, kan tranentrekkerig zijn, maar niet bij dit verhaal van Tracy Beaker. Dit verhaal heeft vaart en humor, hoewel dikwijls ook stereotiepe dingen die misschien wel bij “tehuis”-boeken horen; zoals eenzaamheid en onzekerheid. Het verhaal is wat mij betreft perfect gedoseerd : soms heel expliciet, andere dingen worden dan weer verdoken of laten we zeggen verbloemd verteld. Er wordt bijvoorbeeld expliciet verteld dat Tracy gedragsproblemen heeft, waarvan er een heel deel in dit boek uitgewerkt worden. Ze slaat haar medebewoners af en toe verrot, maar ook deze gegevens worden NOOIT zonder de nodige humor en relativering beschreven. Heel sterk. Op deze manier krijg je nooit een zielig tehuiskind voorgeschoteld. Tracy en alle andere personages leven bovendien volop.
Tracy stelt zich heel expliciet aan de lezer voor, aan de hand van een lijst, helemaal aan het begin van het boek. Je komt te weten wat voor moeder ze zou willen hebben, of welke moeder ze volgens haar heeft: een filmster! Je merkt dat Tracy wensdroomt over het hebben van een goede vriendin, en een echt gezin. “(…) Ik ben met een hoop vrienden op stap geweest naar een lunapark, ik won de jackpot telkens opnieuw. (…) daarna gingen we naar een feest (…) er was een meisje waarmee ik vrienden werd, ze had een roze met witte slaapkamer en ze vroeg of ik wilde blijven slapen, ze zei dat ik voor altijd kon blijven… (…) en dus zei ik: “nee dank je, ik ga liever terug naar mijn krottige kindertehuis… Natuurlijk zei ik dat niet. En zijzelf zei dat ook niet. We zijn nooit naar een lunapark geweest, of naar een feestje. Ik heb haar en het feestje verzonnen. Ik werkelijkheid ging ik in een bushokje zitten, en dat werd snel vervelend.”
Ook dat Tracy een keer geld heeft gestolen wordt weergegeven als “Wat achteraf probleempjes opleverde, omdat ik het geleend heb zonder het te vragen.” Tracy heeft ook een keer een wekker van een meisje stukgemaakt, al weet ze dat helemaal zelf niet zo. “Ik keek er alleen naar, en wilde de wijzers wel eens van dichtbij zien tiktakken. En toen lag Mickey daar opeens. Dood, met zijn poten omhoog. Ook beeldspraak wordt met humor afgedaan. Wanneer Tracy beseft dat ze (alweer eens) niet bij Julie en Ted mag blijven, omdat ze een baby verwachten wil ze hen nooit meer zien. Haar sociaal assistente zegt hierover: “Dit meen je niet, Tracy, je snijdt in je eigen vingers”. Waarop Tracy repliceert: “In mijn eigen vingers snijden? Wie doet dit nou? Dat moet verrekt veel pijn doen!”
Je merkt dat Tracy met vragen zit:
-Waarom wil niemand mij hebben?
-Waar is mijn mam?
Het verhaal wordt in de “ik”-vorm verteld, waardoor je als lezer meteen veel meer betrokken geraakt.
Er komen (helaas, misschien) wel stereotiepe “tehuis-verhaal-elementen” in dit boek voor, zoals: ik ben slim, goed, de anderen en vooral de volwassenen zijn dom en slecht. Maar op zich is dit niet echt storend, maar zeker ook nooit melig.
Liegen wordt benoemd door haar tante Peggy als sprookjes vertellen, en het is goed dat dit gegeven niet expliciet wordt benoemd. Dan krijg je gauw een echt probleemboek, denk ik.
Dat Tracy nooit huilt, of dat toch pretendeert, wordt mij een ietsje te vaak voor de voeten geschoven. (“dit zijn geen tranen, dit is kwijl, ik had zin in chocolade”), “ik huil namelijk nooit.” “Ik heb hooikoorts”…
-Bedplassen komt in dit boek ook aan bod, evenals het pesten daarrond. Gelukkig is Tracy niet de enige met dit probleem, en blijkt Peter Ingham een betere vriend dat Tracy wil toegeven. Ze heeft last van nachtmerries die met haar verleden te maken hebben. (allemaal geloofwaardig, dat maakt mee de sterkte uit van dit boek)
De tekeningen van Georgien Overwater doen me soms een beetje denken aan wat Quentin Blake maakt.
Wanneer een schrijfster in het tehuis langskomt, die een “tehuis-artikel” wil schrijven, vindt Tracy het vreemd dat zij MET de kinderen komt praten, en niet TEGEN hen. Dat vind ik mooi gezegd.
Het boek is goed vertaald, in correct Nederlands, je merkt niet dat het om een vertaald boek gaat.
Er wordt verwezen naar andere boeken, en soms ook wat er daarin gebeurt zoals met de boeken van De Vijf. Een klein jongetje vertelt ook dat hij Max en de Maximonsters mooi vindt, ook omdat hij zelf Max heet.
Op bladzijde 95 aan het eind staat na een witregel: “Zie je dat? Echt bloed”. Dat blijkt een inleiding te zijn over waarom Tracy weer in de Stille Kamer is belandt, nadat ze Justine weer een opdoffer verkocht. Maar met “Zie je dat”, die uitleg beginnen klopt niet echt. Hoe kan ik dat nu zien, als lezer?
Erg goed boek, afgezien van de heel soms stereotiepe “tehuis-verhaal” trekjes die dit boek heeft.Het verhaal van Tracy Beaker / Jacqueline Wilson ; Georgien Overwater ; vert Lies Lavrijsen.- 116p.: ill.- ISBN: 90-76897-11-5