zaterdag 7 maart 2009

Sebastiaan Tok en het kasteel van Lamooste

Sebastiaan Tok is een tienjarige jongen, die met zijn ouders naar een echt kasteel in Lamooste gaat verhuizen. Hij zal wegmoeten uit zijn oude vertrouwde kamer, waar de barst in het plafond een net-niet kussend koppeltje voorstelt, volgens Sebastiaan. En zal hij zijn chatvriendinnetje nog vaak online zien als hij daar gaat wonen? Sebastiaan vindt het in eerste instantie maar niets, dat grote kasteel. Maar al snel voelt Sebastiaan zich er wel thuis, al gaan daar wel de nodige angsten aan vooraf, en terecht…
Heel erg goed boek, dat mij een beetje aan “Het oneindige verhaal” van Michael Ende doet denken, zij het dat “Sebastiaan Tok en het kasteel van Lamooste” veel minder langdradig is.
Het boek begint heel klassiek met een jongetje dat het een beetje spannend vindt om te verhuizen, en naar een echt kasteel dan nog, maar het wel jammer vindt om zijn oude huis te moeten achter laten. Maar het is paasvakantie, dus heeft Sebastiaan wel tijd om wat te wennen aan zijn nieuwe woonst. Het boek begint met cursiefgedrukte letters met een hoofdstukje “Sissend hout.” Je krijgt te lezen dat Sebastiaan een stripdagboek bijhoudt, van elke dag maakt hij een tekening. Vreemd is wel dat het dagboek als element niet vaak meer terugkomt in het boek. Misschien doet dat dagboek in wat misschien het eerste deel van een reeks moet worden over Tok, niet echt terzake?
Dit boek bevat gekke elementen en gekke kasteelbewoners, en een geheimzinnige kast. Toch is dit boek nooit belachelijk. Het loopt door. Hij woont met zijn ouders in het kasteel met als hulpje een zure juffrouw Niemandsverdriet, die tot voor de verdwijning van Graaf Archibald, van wie de familie Tok-Liberati het kasteel kocht, voor hem heeft gezorgd. Ze is vastbesloten om dat ook voor de nieuwe bewoners te blijven doen, maar zij zijn daar niet zo mee opgezet. Dat Niemandsverdriet zich ook wil bemoeien met de opvoeding van Sebastiaan, gaat zijn moeder te ver: “Er is nog iets,” zei ze nadat ze hem grondig gewikt en gewogen had. “Ik hoop dat uw zoon hier niet met vuile voeten binnenkomt. Dat hij respect toont voor dit huis en zijn kunstschatten”. “De opvoeding van mijn zoon behoort niet tot uw takenpakket”, merkte zijn moeder uiterst koel op. (Wie iets op hem (Sebastiaan) aan te merken had, raakte meteen zijn moeder. Dan werd “Loetsia” serieus furieus!”
Maar alles veranderd (maar het verhaal wordt er wat mij betreft alleen maar sterker door) wanneer zijn moeder in een antiekzaakje een heel oude uit blauwe steeneik, jachtkast koopt. In die kast zijn krokodillen en slangen gehouwen. Voor de krokodillen hoeft men volgens de verkoper niet zo bang te zijn, maar blijf uit de buurt van de slangen…
Sebastiaan merkt algauw dat de krokodillen en de slangen tot leven komen… Hij merkt dat de kast een dubbele ingang heeft (Hier zijn we wat mij betreft aanbelandt bij Bastiaan uit Het oneindige verhaal), en komt terecht bij een kikkerachtig ventje. Zijn naam is Wadde. Wadde vertelt Sebastiaan heel wat over zichzelf, na betaling in muziekinstrumenten. Wadde is verbannen door de Ilexanen, en heeft als straf twintig jaar in een kast door te brengen, bewaakt door Jappeke, een fladderdis. Die fladderdis lijkt op een pteranodon, een dino die al miljoenen jaren is uitgestorven. Dan is er nog Sir Tabby, een schilderende kater. Hij bezorgt Sebastiaan elke ochtend een beschilderde dode muis. Volgens Jander, de boswachter die op het terrein woont, vindt Sir Tabby Sebastiaan wel ok, want hij beschilderd de muizen in lichte kleuren ; een teken volgens Jander dat Sir Tabby Sebastiaan ok vindt.
Maar door al die fantasieën door, had ik nooit één keer het gevoel: dit of dat is vergezocht. Enkel hier en daar een beetje onlogische elementen: Sebastiaan heeft een chatvriendinnetje ; Iris. Hij heeft haar al lang een foto gestuurd, maar van haar krijgt hij niets terug. p. 8: soms vreesde hij dat haar ouders overbezorgt waren. Het was toch niet normaal dat ze nauwelijks persoonlijke informatie doorstuurde? (Hoezo? Dat lees je elke dag en zeker als kind wordt het je op het hart gedrukt: wissel geen te grote intimiteiten uit!) Dus dat was wel een element wat mijn wenkbrauwen deed fronsen. Anderzijds heeft Iris in dit boek wel een reden om te zwijgen: na de paasvakantie blijkt dat Sebastiaan en zij samen in één klas komen te zitten, en ziet Sebastiaan dat Iris een meisje in een rolstoel is. Iris zegt hem dat ze wist dat hij naar Lamooste zou komen, en bang was voor zijn reactie: zolang Sebastiaan niets over haar wist kon zij twee meisjes blijven. Maar algauw merkt Sebastiaan dat Iris een heel gewoon iemand is, iemand die gewoon met de anderen meedoet. Haar handicap komt zelfs niet meer in die mate naar voor dat het ergerlijk wordt: ze hoort er gewoon bij. Iris verteld Sebastiaan dat ze een ongeval had. Sebastiaan wil net als zij weten wie haar heeft aangereden, en vraagt raad aan Wadde, maar die wil daar uiteraard iets voor terug. Leuk is dan weer dat je je als lezer kunt voorstellen dat Sebastiaan verschillende geurtjes badschuim heeft, en dat hij in elk geval niet voor “vanille” opteert. Het gaf je het gevoel in een reusachtige pudding ondergedompeld te worden. (P12). De fantasieën over kleuren van bloed “Hoe Italiaans bloed eruitziet, vroeg Sebastiaan zich al jaren af. Was het feller rood dan Noors of Deens bloed? Of zou het misschien een paar graden warmer zijn? Dat zou best wel eens kunnen, want zin vader zei altijd dat zijn moeder een warmbloedig type was. P.16” Wat me in het begin van het boek wel stoort is dat de ouders van Daniël niet als “mama” en “papa” worden aangesproken (hoewel dat later wel het geval is), maar met hun voornamen. Dit wekt voor de lezer een afstand, die niet hoeft. (Lucia had het gekocht (…)p.17, (…)fluisterde Lucia, “ik weet het niet, aarzelde Daniël Tok” p.19). Of Jappeke, Wadde, de bewegende krokodillen en slangen op de jachtkast fantasie zijn of niet, het blijft een boeiend gegeven. Sebastiaan schrikt weleens hevig wanneer hij in die eetzaal waar de kast staat, iets meent te zien bewegen. Zijn ouders merken dit wel, maar geloven het niet, maar je krijgt als lezer nooit het gevoel: “jaja, de levendige fantasie van een jongetje hé?” noch het gevoel dat zijn ouders hem niet willen geloven. Ik denk dat daar de kracht van dit boek in schuilt. Wanneer ook de verkoper van de kast aan de antiekzaak – Anthonius Wijsglas – aan Sebastiaan bekend dat hij OOK weet dat er vreemde dingen aan de jachtkast waren weet je dat je met deze twee rare snuiters nog wel wat kunt beleven… En aangezien de rug van het boek een “1” in de titel heeft, vermoedt ik dat het verhaal over Sebastiaan nog niet ten einde is… Sebastiaan Tok en het kasteel van Lamooste / Linda Van Mieghem ; Helen van Vliet.- Hasselt : Clavis, 2007.- 223p.: ill.- ISBN 978 9044807523