zondag 19 april 2009

Mijn pen heeft zin / Riet Wille


Kaat is zes, en schrijft brieven en soms versjes. Aan haar juf, aan Koen (hij zit bij haar op school en is helemaal “waaw!”), of aan haar mama, die ze mist als ze met school op reis is. Of aan God. En aan weg-papa.

Een snoepje. Kaat schrijft brieven, hoe ze zich voelt, wat ze wil krijgen van de Sint (Zel in haar haar, maar dat mag niet van mama ; haar boek dat ze kwijt is van de bieb, …) Ze is verliefd op Koen, maar ze weet niet of hij ook op haar is. Dat vraagt ze hem ook, en het antwoord moet ja of ja zijn. Ze vraagt God hoe het komt dat het in zijn huis zo koud is, en waarom ze er stil moet zijn, want dat kan ze niet. En ze wil een man voor mama, die ook lief is voor haar. Later, ergens in één van de laatste brieven, blijkt mama een vriendin in plaats van een vriend te hebben. Dat vindt Kaat een beetje vreemd, maar daar wordt verder niet op ingegaan, en dat is goed zo. Stof tot discussies te over. De prenten verduidelijken wat er in Kaats brieven staat, en vertalen soms letterlijk wat er in de brieven staat. Soms moet je heel goed kijken, of staat er een rijmpje bij. Er wordt met woordjes gespeeld en gerijmd dat het een lust is om te lezen en te zien. Soms wordt er ook met cijfers gespeeld! W8, l1 (Leen, de vriendin van Kaats mama) Je merkt in Kaats brieven ook dat ze haar vader mist, of ook niet, ze vraagt zich af waar hij is, en of het waar is dat hij al weg was voor zij geboren werd. Geen simpel verhaaltje, maar wel de moeite om te leren kennen, en het onder begeleiding te lezen.

Mijn pen heeft zin / Riet Wille ; Anne Westerduin.- Wielsbeke: De Eenhoorn, 2004.- 29p.: ill.- ISBN 90-5838-269-9