zondag 21 februari 2010

Applaus zonder handen / Leo Bormans

Björn rijdt met zijn kleine rode vrachtwagen een week voorop: zijn vader werkt in een circus, en Björn helpt hem door in elk dorp affiches te gaan ophangen, zodat mensen weten dat er een week later een circus komt. Maar in het laatste dorp – overschilderd op zijn wegenkaart, net alsof het niet bestaat – gaat het mis: hier zijn geen mensen, geen kinderen, de speelplaats is leeg, net als het schoolgebouw. Björn maakt kennis met Boris, die hem vertelt dat alles in het dorp ineens veranderde: kinderen moeten in fabrieken werken, hun ouders zijn soms gevlucht en veel kinderen moeten alleen verder. Kindsoldaten, jonger dan de 14-jarige Björn, houden hem onder schot en jagen hem op het laatst het dorp uit.

Dat het “witte dorp” niet benoemd wordt, werkt bevreemdend. Björns vader heeft hem gewaarschuwd voor wolven: wanneer je die hoort, ben je te ver van de bewoonde wereld. Honden leven bij mensen: als je hen hoort, kan je hulp vragen als het nodig is. In dit dorp woont een kolonie mensen uit Zigan - “zigeuners”. Zij trekken ook rond, maar zijn door de overheid van het dorp tot blijven gedwongen.

Het boek trekt letterlijk de kaart van de kinderrechten: de lezer gaat mee in het troosteloze leven dat kinderen zonder ouders moeten leiden. (of lijden). Ze werken in donkere fabrieken, waar ze muskietennetten moeten maken: met hun kleine vingers lukt hen dit: worden hun vingers echter de dik omdat de kinderen groter worden, vliegen ze er onherroepelijk uit, en moeten ze het alweer zelf zien te rooien. Wanneer Björn kennismaakt met Boris, merkt hij op dat Boris rode vlekjes rond zijn ogen heeft: ook hij heeft in de fabriek gewerkt. Samen trekken ze verder, met Dante, de witte circusmuis, die anderen vaak aan het lachen kan brengen met haar kunstjes.

Je zou dit boek kunnen catalogiseren onder non-fictie, met fictie-elementen. Bjorns moeder is dood, en omdat zijn vader niks over haar vertelt, gaat hij doorheen het boek ook opzoek, nadat hij hoorde dat zij helemaal niet dood is. Hier trekt de auteur dan weer de kaart van de rechten van kinderen met een handicap. Het circus hangt er als een waas boven, maar vormt ook de rode draad. Sam was de beste vriend van Björn in het circus van zijn vader. Van hem leerde Björn lezen, schrijven, en zeggen wat je denkt. Hij vertelde mooie verhalen, en wanneer Sam werd ontslagen, moest Björn alleen de rode vrachtwagen besturen, met Dante, die eigenlijk van Sam is, als kameraadje.

Toch is dit geen triest boek: Björn en Boris hebben beiden haar op de tanden, en het boek is allerminst een boek over bange mensen. De identificatie die de lezer zich misschien zou willen eigen maken, kan alleen met Björn, Boris, en later Sam, wanneer ze hem terugvinden in het zigeunerkamp. Alle andere personages, ook Björns vader en later zijn moeder, zijn onderling inwisselbaar. Dat is iets wat Björn verwondert: hij had nooit verwacht dat Sam weleens een zigeuner zou kunnen zijn, maar hij vind dat helemaal niet erg: Sam heeft hem alles geleerd wat geleerd moest worden: lezen, schrijven, verhalen vertellen, en dingen om over na te denken: “Weet jij of een boom geluid maakt als hij neervalt in een bos waar niemand in de buurt is om het te horen?” (p40) Of “Is er wel muziek als niemand ze hoort?” (p41). “Iedereen zou elke dag nieuwe woorden en nieuwe gedachten moeten kunnen leren. En iedereen zou moeten kunnen zeggen en schrijven wat er leeft in zijn lijf en klopt in zijn hart” (p44).

De personages in dit boek zijn dan ook niet het belangrijkste: misschien is het iets te duidelijk dat dit boek de bedoeling had om kinderrechten onder de aandacht te brengen. Toch is dit een zeer waardevol boek, en doet het de lezer meermaals naar adem happen om wat er geschreven staat. Maar een beetje identificatie zou het boek meer tot een aangrijpend totaalplaatje kunnen maken.

Applaus zonder handen / Leo Bormans.- Hasselt : Clavis, 2009.- 119p.- ISBN 978 90 4481153 7