zondag 6 februari 2011

Dierenroof / Inge de Bie ; Wilbert van der Steen

Uit kinderboerderij de Beestenberg in het dorp Oudestad zijn twee oude papegaaien en een babygeitje gestolen. Niemand weet waar de dieren zijn en waarom ze gestolen werden. En WIE zit er achter de diefstallen?


Veerle, een meisje dat sinds zes maanden in Oudestad woont, gaat samen met Bart, Haidar (BH), haar beste vriendin Juul en met Saskia, een klasgenootje, op onderzoek uit. Dit boek biedt geen actie om de actie, er komen geen gesofistikeerde spullen aan bod om de kinderen dit onderzoek te laten voeren, zoals walkietalkies of zelfs maar mobiele telefoons. Enkel Karst heeft er eentje. Het ontbreken van deze elementen, maken het boek geloofwaardig. Wanneer je trouwens actie om de actie zou willen inbouwen, kun je je personages best heldhaftig laten zijn, ten koste van de geloofwaardigheid, en een advertentie in de krant laten zetten, maar Veerle weet dat dit veel te duur is! Het blijft dus bij een advertentietje bij de friettent, dat mag gratis. Ook internet is in dit boek in geen velden of wegen te bekennen. Zo blijft de speurtocht een heerlijk nuchtere onderneming “van de oude stempel”, zonder dat het belachelijk wordt. Tussendoor is er gewoon tijd voor school.

Het is een rustig kabbelend boek, en de acties die gevoerd worden, zijn echt op kindermaat. Niemand is extra sterk, of extra lief, de Bie schetst kinderen van vlees en bloed. Mama’s en papa’s zijn aanwezig, net als broers en zussen (Juul heeft één broer: Karst). Zij zorgen voor afremming van de avonturenverhaallijn, en zorgen ervoor dat onze speurneuzen steeds kunnen terugvallen op een warm nest. De gezinssituaties van de personages zijn heel gewoon. De personages bieden voldoende diepgang in dit luchtige verhaal, ze zijn geen vlakke karikaturen. Het verhaal wordt verteld in de ik-vorm, je krijgt het verhaal te lezen vanuit het gezichtsstandpunt van Veerle, wiens moeder na haar geen kinderen meer kon krijgen. Dit gegeven wordt in het verhaal verwerkt, zonder dat het drammerig wordt, maar de lezer komt wel te weten dat dit soms weegt op het gezin.

Ook de rol van vriendschappen en hoe jongens en meisjes verschillend van elkaar zijn, komt aan bod: (…) ‘Let maar niet op ons’, lacht Bart. Zo doen we wel vaker tegen elkaar. (…)’ omdat we zulke goede vrienden zijn’. (…) Als we naar binnen lopen denk ik aan Haidar en Bart. Zouden beste vrienden altijd zo tegen elkaar doen? Ik doe dat nooit met Juul, wel met Saskia. Met haar heb ik veel vaker ruzie en we katten best veel op elkaar. Zou Saskia dan eigenlijk mijn beste vriendin zijn? Of zouden jongens en meisjes dat gewoon anders doen?

De toon van dit boek wordt soms veel te uitleggerig, zoals aan het begin van hoofdstuk zes het geval is: (…) “Juul en ik hebben een handige truc verzonnen: met een dikke stok lopen we om de beurt langs de schutting en ratelen over alle planken om te kijken of er niet ergens eentje loszit” (…) waarna een hele pagina uitleg volgt over wat ze eerst deden, en zelfs het geluid van de stok wordt weergegeven.

Het boek zit vol woord- en taalgrapjes, wat de leesbaarheid en het willen verder lezen, versterkt. Veerles vader heet bijvoorbeeld Joost, en op p16 leidt dit tot volgende dialoog: (op weg naar de kinderboerderij, die ze niet gevonden hebben) (…) ‘Geen idee, lieve schat’ (…) ‘Weet jij het, Joost?’ ‘Joost mag het weten’.

En wat is “iemand heeft de papegaaien geschonken?” zaten ze misschien in een fles?

Het taalgebruik en vooral de zinsbouw, konden veel beter op sommige momenten. Het verhaal wordt er stroef door, en werkt soms ronduit storend in dit verder vlotlezend boek, fris als een glas frisdrank met ijsblokjes.

Op p.41 lezen we dat zijn gezicht vertrekt. Terwijl de opzichter van de kinderboerderij, bij het denken aan die papegaaien een beetje triest wordt, dus zou er moeten staan dat zijn gezicht betrekt. (“alsof het ineens nacht in hem is geworden”, wat wel een mooie beeldspraak is)

P.43: een beetje duizelig ben ik nog steeds als we met z’n vieren door het park naar huis lopen.

Op p87 staat ook een dergelijke zinsconstructie: “Want het komt uit in een plantsoen met bosjes. Spelen we vaak, daar.”

p.90: “Nog dichter ga ik achter Haidar lopen.”

Redactiewerk zou hieraan kunnen verhelpen, want deze zinnen hebben een verkeerde woordvolgorde!

“Petje” lijkt voor Vlamingen helemaal niet “heel erg” op hoe hij echt heet: Patrick. Maar of dit element Vlaamse kinderen zal beletten dit een leuk weglezend boek te vinden, valt te betwijfelen.

De illustraties in zwart/wit door Wilbert van der Steen dienen enkel ter verluchting van de tekst, of als pauzetoets. Snelle pennentrekken, die geen emoties laten zien, en dat zou wel mogen, wanneer Juul huilt om haar oma die doodgegaan is, bijvoorbeeld. Terwijl achtjarigen voor wie het boek volgens de uitgever bedoeld is, mooie tekeningen in een leesboek wel weten te appreciëren. Dat hoeven ook niet steeds tekeningen in kleur te zijn.

Dierenroof / Inge de Bie ; Wilbert van der Steen.- The House of Books, 210.- 222p.: ill.- ISBN 978 90 443 2653 6