zondag 23 oktober 2011

Vuurkraal / Noëlla Elpers

Na “Dolores” schreef Noëlla Elpers met “Vuurkraal” een vuistdik vervolg op dit boek.  Beide boeken zijn perfect afzonderlijk te lezen.  “Vuurkraal” is opgedeeld in 4 grote delen, die elk nog opgedeeld zijn in hoofdstukken, wat de leesbaarheid vergemakkelijkt, en met een dik boek  als dit is het geen overbodige luxe.
Omdat “Vuurkraal” het vervolg is op het alom bejubelde “Dolores” begon ik met niet al te veel zin aan dit boek, maar omdat ik “Dolores” niet gelezen heb, verraste “Vuurkraal” me aangenaam.  Elpers schetst haar personages uitvoerig, zonder te vergeten om ruimte te laten voor interpretatie van de lezer.  Moorse kamermeisjes hebben dichtopeenstaande ogen op lang zwart haar, en zijn niet blank, maar daar moet de lezer het mee doen, en mag hij zelf verder invullen hoe de personages eruitzien.
Het boek begint in 1496, om te eindigen in 1501, met een cursief gedrukt stukje tekst over hoe het Hertogin Johanna verder is vergaan.

Het boek begint bij het hoofdstuk dat “Meryem” heet.  Zij is een van de kamermeisjes van Doña Johanna, die aan het begin van het verhaal op het punt staat om met Filips, de hertog van Bourgondië te huwen.  Daarvoor vertrekken zij uit Castilië, naar het Belgische Lier, om er te trouwen in de Gummaruskerk.
Tijdens de overtocht, verdrinkt Dolores, de nar van Doña Johanna, en haar vriendin Meryem is ontroostbaar.  De lezer krijgt op zeer subtiele wijze een inkijk in het verdriet om Dolores, die doorheen het hele boek zal waren als een engelbewaarder over vooral Meryem, die een hoofdrol in het boek heeft. 

Elpers hanteert verder doorheen het boek een zeer subtiele pen.  Op deze manier is het boek nooit “bloedstollend spannend”, ook niet wanneer er “geritsel in de struiken te horen is”, als de speellieden die we leren kennen is het tweede deel van het boek, hun woonwagenkamp opslaan in een donker bos, en ze overvallen worden door twee ongure figuren.  De speellieden leren hen een lesje en dat is dat.
Door deze subtiele schrijfstijl, krijgt de lezer een ongemeen boeiend portret over speellieden, die aan de kost moeten komen door op markten en pleinen overal te lande hun kunstjes vertonen.  Zo ook Meryem, het Moorse kamermeisje, dat zich aansluit bij de speellieden nadat ze besloot te vluchten omdat een zwangere jonge vrouw aan het hof, werkend als kamermeisje, niet hoort, en Meryem vastbesloten is om te vluchten.

Elpers vertelt haar verhaal in omgekeerde volgorde.  De lezer maakt kennis met Meryem, nadat de overtocht begonnen is uit Castilië, en Dolores voor haar ogen verdrinkt. (waarom wordt zij niet geholpen, en staat men er maar op te kijken?  Om het verhaal een andere wending te laten nemen, om te laten zien dat het boek geen tweede “Dolores” is?).  De speellieden, waarvan we nog niet weten wie ze zijn, komen opdagen in het laatste stuk van deel één.  Deel twee begint wanneer de speellieden aan de kerk staan te wachten om Meryem mee te smokkelen in een wasmand.

Ook de speellieden hebben hun verdriet: Jocinda, een gitane of zigeneurin, is haar moeder, die waarzegster was, kwijtgeraakt, nadat Valentine overvallen is.  Samen met haar vader, Yandar, en met Nero, de dwerg, trekken zij rond, en treden af en toe op in paleizen en kastelen.  In een van deze kastelen komt Jacques van Vernon, die van zijn vader in een klooster zal moeten treden om monnik te worden en daar absoluut geen zin in heeft, het gezelschap vervoegen.  Algauw zal blijken dat hij iets gaat voelen voor Jocinda.  Beiden weten dat het eigenlijk niet kan: iemand van rijke komaf kan niet huwen met iemand van de speellieden.  Toch laat Elpers de liefde overwinnen, zonder toeters of bellen, ze doet dit op zeer naturel wijze, als iets dat “zo moet zijn”, zelfs Jacques Vernon’s zus Mariotte, ziet dat in.  Het sterke aan dit boek is dat het nooit belerend is, en dat het gewoon een boeiend verhaal aflevert, zonder dat daar sensatie bij komt kijken.  De lezer krijgt een inkijk in oude middeleeuwse gebruiken, badhuizen ondermeer.  Dat narren of dwergen liever niet gezien werden, wordt ook duidelijk.  Nero is de nar van het gezelschap, grofgebekt, en ook zijn ouders waren hem liever kwijt dan rijk, want met hem konden ze niets aanvangen, omwille van zijn lengte.Elpers levert met “Vuurkraal” een boeiend boek af, dat zeker het lezen waard is.   
Vuurkraal / Noëlla Elpers.- Houten : Van Goor, 2011.- 437p.- ISBN 978 90 475 1701 6 - 14+