zaterdag 30 december 2006

Waarom ik in de bibliotheek nooit poëzie leen

In mijn boekenkast staan een aantal bundels met poëzie. Veelal verzamelbundels, die ook veelal zijn samengesteld door Jan Van Coillie. Het dikke verzamelboek met poëzie van Herman De Coninck staat ook in mijn kast te blinken. Poëzie is niet iets om te zeggen: "en nu ga ik de hele avond lezen". Af en toe blader ik in zo'n bundel, en dan sta ik soms versteld: "dat had ik nog niet eerder opgemerkt". Of nog: "Dat zag ik de vorige keer helemaal anders". "Mijn gevoel tegenover dat of geen onderwerp is veranderd, maar toch is dit stuk poëzie nog steeds mooi."
Poëzie moet voor mij begrijpelijk zijn. Ik lees best graag "grote woorden", maar wanneer ik, naast die grote woorden, niets begrijp van wat de dichter met zijn woorden bedoelt, vind ik er niets aan. Soms zijn grote woorden eigen aan het stuk poëzie, dat toch begrijpelijk blijft (cf "Linkerhart" van Joris Denoo, uitgegeven bij Poëziecentrum, 2000). De poëzie in deze bundel heeft grote woorden, het blijft poëzie, en toch kun je als lezer eigen beelden vormen bij wat je leest.
Poëzie: lezen met mondjesmaat, lezen en blijven lezen. Dat kan niet wanneer je een bundel uit de bib haalt, wat mij betreft: je weet dat je aan die vermaledijde maand uitleentermijn, en als je geluk hebt, twee maanden, wanneer je niet vergeet je spullen te verlengen, vastzit, waarna je oogst onheroepelijk terug naar de bib moet. Nu zullen er wel mensen zijn die zeggen: "je leent dat toch gewoon nog eens een keer?" Dat zou kunnen. Maar het is veel fijner om de vrijheid te hebben ze gewoon opnieuw uit je boekenkast te plukken, wanneer je daar zin in hebt.