Pristina. Dinar’s vader wordt opgepakt door soldaten tijdens de oorlog in Kosovo. Dinar, zijn moeder en zusjes Morina en Sherine vluchten halsoverkop. Waar ze naartoe moeten weten ze niet. Waar hun vader nu is, en of ze hem ooit nog zullen terugzien, weten ze al helemaal niet.
Bettie Elias kruipt als het ware onder de huid van haar personages. Dit is geen “vluchtrouteverslag” maar eerder een verhaal over wat er achter die vlucht zit. Je voelt mee met de personages, je voelt dat ze bang zijn, en begrijpt als lezer dit ook heel goed. Het boek komt nooit lachwekkend over, maar het is ook nooit echt zielig. Het grijpt je aan, en laat je niet los. Dinar en zijn familie, of wat er nog van over is, zijn tante Sejtin is verloren in het gedrum aan de grens in Macedonië, en Riza, haar man, is tijdens hun vlucht neergeschoten door soldaten. Dit wordt ook beschreven terwijl de kinderen erbij staan. Toch is hier niet naar sensatie gezocht, het boek verruimt blikken. Je merkt wel dat kinderen in dit boek hun ouders willen steunen in hetzelfde verdriet. Maar ook dat kinderen kinderen zijn, en als het ware weten dat ze verder moeten met hun leven. Ook al is dit moeilijk. Niet dat Dinar’s moeder dit niet wil, maar voor haar is het moeilijker, zo lijkt het. Zij wordt ziek, en komt het asielcentrum niet uit, terwijl Dinar, hoewel hij dat eerst niet wil, wel naar school gaat, en zijn weg probeert te vinden. Omdat dit om een Vlaams boek gaat, denk ik dat Dinar en zijn familie in een Vlaams asielcentrum terechtkomen na hun vlucht, maar dit wordt niet gespecificeerd, en dat is toch iets wat ik wel graag gezien had. Het taalgebruik is erg correct en het verhaal loopt goed. Het is goed gedoseerd nergens te veel aan triestesse of teveel aan humor. Hoewel de personages bang zijn over wat hen nog allemaal te wachten staat, proberen ze toch om zich aan te passen. Dinar en zijn familie mogen bijvoorbeeld in België blijven, terwijl Arti uit zijn klas, gevlucht uit Albanië, wel het land wordt uitgezet. Hoewel Dinar dat niet zo goed begrijpt, wordt dit wel uitgelegd dat Arti wist dat dit kon gebeuren. Verder geen gedramatiseer, maar een ietwat uitleg tegenover Dinar over wat er met Arti is gebeurd: zijn leven werd in Albanië niet bedreigd, wat bij Dinar in Pristina wel het geval is. Zij worden uiteindelijk wel erkend als vluchteling. Dinar vindt het een beetje vreemd dat hij alweer weg zal moeten uit het asielcentrum, maar ergens is hij toch wel blij. Al weet hij nog steeds niets over zijn vader. En dat vreet aan allevier de mensen uit het gezin. Dinar heeft (als laatste band met papa) een medaillon, dat zijn vader aan zijn moeder gaf bij hun tiende huwelijksverjaardag. Hij heeft het altijd in zijn broekzak zitten. Wanneer hij dat meeneemt naar school om “iets te tonen van hemzelf”, hoewel hij zo goed als niets van zichzelf heeft kunnen meenemen uit Pristina, is het bijna verplicht, zo lijkt het wel, dat hij dat kwijtraakt. En dat hij daar triest om is. Uiteindelijk duikt het medaillon weer op in het asielcentrum, en misschien heeft Arti het genomen/gepikt. Waarom dat zo is, blijft onduidelijk, evenals of Arti het wel gestolen heeft. Er is in Dinars klas een jongen, Geert, die iets tegen vreemdelingen heeft, maar daarom moet hij nog niet noodzakelijk dat medaillon pikken om Dinar te raken, en dat is vrij knap. Het lijkt hier dat er altijd wel iemand iets tegen vreemdelingen zal hebben, maar dat gelukkig niet heel de klas of omgeving zo reageert. Later, wanneer Dinar’s familie erkend is als asielzoeker, moet hij van school (en van dorp) veranderen, en schrijft iedereen iets op een kaart. Op het eind van het boek, blijkt dat Geert, behalve zijn naam, toch op het kaartje heeft gezet: “het ga je goed.” Dit geeft hoop, en het is niet het zoveelste “wij tegen zij” gegeven, om het zo uit te drukken. Dit boek draait om asiel, en hoe en wat dat als mens met je doet. Sterk. Maar: Waarom hebben mensen, wanneer zij duidelijk worden afgebeeld (de overgrote meerderheid van de tekeningen zijn haast “vlekkerig”), maar één oog? Dinar heeft een foto van zijn vader, die duidelijk is afgebeeld, maar enkel potloodlijntjes bevat, en haast kinderlijk getekend, net als Leen, die beschreven wordt als “met mooie ogen en een lange blonde vlecht”, maar zij heeft ook maar één oog. Terwijl het perfect mogelijk is om die tekeningen van die mensen met twee ogen af te beelden. Hun haar valt ook niet in hun gezicht ofzo. In het begin van het boek vond ik wel dat de vorm van het verhaal beter in het verleden kon geschreven worden. Iedereen kijkt of loopt, ze liepen of keken niet. Maar door het verhaal in de tegenwoordige tijd te vertellen is de toon van het verhaal fris, en ben je als lezer nog meer betrokken. Mooi!
Het nawoord is misschien een ietsje te eenvoudig gesteld. Het is zo dat het om een kinderboek gaat, maar stellen dat een asielzoeker iemand is die bescherming vraagt in een ander land omdat hij zich niet veilig voelt in zijn eigen land (dat klopt), maar “Je kunt asiel krijgen om verschillende redenen: bijvoorbeeld omdat sommige mensen je pijn willen doen of in de gevangenis willen gooien omdat je een andere huidskleur hebt. Of omdat je in een andere god gelooft.” Ik vrees dat het iets gecompliceerder is. Ik mag hopen dat de huidskleur van iemand niet de enige reden is waarom mensen je iets willen aandoen! Dat is te simpel gesteld, vrees ik. Dit boek heeft een groot waarheidsgehalte, en dat is erg sterk. Maar misschien hadden nog iets meer kanten van het leven in een asielcentrum aan bod moeten komen. Het leven is daar met alle verschillende culturen, niet altijd vredig, en mensen doen elkaar daar ook wel eens iets aan. Het merendeel van dit nawoord is wel erg duidelijk, en getuigt van opzoekingswerk.Weg / Bettie Elias ; Anne Westerduin.- Hasselt : Clavis, 2005
Geen opmerkingen:
Een reactie posten