dinsdag 21 april 2009

De wonderlijke lotgevallen van Olle en Lena / Maria Parr

“De wonderlijke lotgevallen van Olle en Lena.” Hiermee zou een heel boek kunnen verteld zijn in één zin, maar dat is met dit boek geenszins het geval. Toen ik opzoek ging naar informatie over Maria Parr schrok ik. Astrid Lindgren zou trots zijn op deze jongedame. Amper 27 en al zo’n boek op je actief, het is knap. Olle en Lena wonen naast elkaar in een idillisch dorpje dat door de bewoners Knal Matilde wordt genoemd, bij de Noorse Fjorden. Wat de lezer voor de kiezen krijgt, zijn hun doodgewone avonturen, die ze meemaken met hun gezin. Lena woont alleen met haar moeder, en wil graag een papa.

Olle

Olle woont samen met zijn mama, papa, zijn aangenomen zus Minda, uit India, zijn dertienjarige – soms pesterige broer – Magnus, zijn kleine zusje Krullie, die drie is, en zijn opa. (Die hij de “beste volwassene vindt die ik ken”) Hiermee wordt meteen de toon van respect voor elkaar gezet. Wat in dit boek beschreven wordt, zijn heel gewone dingen, als midzomervuur (iets wat in België en Nederland niet voorkomt), en hoe je daar in kunt opgaan.

Popverbranding

Het in brand steken van de pop die Olle en Lena (normaliter is dat Magnus’ taak) gemaakt hebben uit een heel oude pop die van haar moeder is geweest, is ronduit hilarisch, maar ook tragisch. (Zorg ervoor dat ze niet echt verbrandt…) Iedereen vindt Olle en Lena’s heks echt heel erg mooi, is onder de indruk. Magnus lachte Olle en Lena uit, maar Lena kreeg een van haar beruchte woede-aanvallen: (“Dat daar? Dat is de krakkemikkigste heks die ik ooit heb gezien. Goed dat ze straks in de fik gaat!” Ik werd bgehoorlijk pissig. Lena werd nog pissiger. “Rot op en ga op het strand je eigen vuurtje stoken!” brulde ze zo hard dat de lucht tot in mijn trui trilde. Je zou Lena trouwens de hoofdpersoon uit het boek kunnen noemen, maar eigenlijk gaat dit boek over de twee families die naast elkaar wonen.

Stroeve vertaling?

Hier en daar loopt de vertaling een beetje stroef, maar dat doet niets af aan het verhaal. (Lena is in het vorige hoofdstuk van de kabelbaan, die Olle en zij voor hun slaapkamerramen hebben gemaakt, om bij elkaar te komen, gedonderd (En toen kon Lena Lid eindelijk loslaten en uit de hemel komen vallen – als een overrijpe appel (…) (Het is verdomme jouw schuld, Olle… Lena vloekt als een kettertje.): We zitten in dezelfde klas, Lena en ik.  Gelukkig was heet nu zomervakantie, anders lag ze te creperen in coma, zoals zij dat noemt. Waarom is het gelukkig zomervakantie? Volgens mij kan Lena evengoed gekke streken uithalen tijdens het schooljaar, en dat blijkt uit de rest van het boek?

Rode draad: Ben jij mijn beste vriend?

Het fijne aan dit boek is ook dat er voor Olle en de lezer een soort rode draad doorheen het boek loopt: de vraag voor Olle of Lena ook voor hem zijn beste vriend is… (p.9 ook: Lena is mijn beste vriend, ook al is ze een meisje. Dat heb ik haar nog nooit verteld. Ik durf niet omdat ik niet weet of ik ook wel hààr beste vriend ben. (…) vooral wanneer er zulke dingen gebeuren als dat ze van kabelbanen omlaag stort op matrassen die ik daar heb neergelegd ; dan wou ik dat ze zei dat ik haar beste vriend was.

Zondagsschool

De zondagsschool is ook iets wat in Nederland en Vlaanderen waarschijnlijk niet zo bekend is. Olle en Lena gaan er op een zondag samen naartoe (p.25), en ze nemen Krullie mee. Zij heeft haar laarzen verkeerdom aan, en moest bergopwaarts steeds worden gedragen. Kun je als grote broer je zusje niet helpen om die laarzen juist aan te doen, zodat je je zusje niet hoeft te dragen? Ze leren over de ark van Noach, wat hen op het idee brengt om ook een ark – bark! Te bouwen. Dat dit moet misgaan, het is duidelijk, maar het is fijn dat je dat als lezer helemaal voor je kiezen krijgt, dat de kinderen in eerste instantie maar doen. P.27, het boek staat vol taalkundige heerlijkheden: “De bark (dat is een boot die echt bestaat) van Noach moest het zijn, vond Lena. Iedereen weet dat een bark een boot is. Ark klinkt meer als een halve hark. Lena zuchtte teleurgesteld over de schrijvers van de Bijbel. Barken zijn best wel oude boten, zei ik. Lena knikte. “Daarom zijn de dinosaurussen ook uitgestorven, Olle, ze zijn verdronken. Noachs boot was gewoon te gammel voor ze. (p.26: schrijven ze fouten in de Bijbel? Ze schreven geen fouten in de Bijbel, toch?” (…) Misschien waren nog niet alle letters uitgevonden, zei Lena. Want het is keilang geleden!" (Waarom moet de vertaling modern aandoen?)

Op pagina 31 krijgen Olle en Lena straf voor het maken van de ark, wat ze heel serieus wilden nemen, tot Oom Tor erachterkomt: “Als jij, Olle DaNielsen Buitenhof, of jij, Lena Lid, ook maar in mijn buurt komt voor er een halfjaar voorbij is, dan timmer ik jujllie hoofd tot onder in je buik (…) Waarop Lena, wanneer ze een eind verder zijn gehold, opmerkt: “Wanneer je hoofd in je buik zit, dan kun je in elk geval door je navel kijken.” En zo gaat dit boek vredig door, met misverstanden over een papa die Lena wil (p.38), die ze later ook krijgt in de vorm van een dokter die aan huis komt. Tante oma gaat dood, en Lena komt hierrond de boel toch wat opvrolijken. Op p.98 komt nog eens naar voor dat Olle bang is om Lena te verliezen, maar hij is ook bang dat dat voor Lena niet zo is. Terwijl Lena aan het eind toch natuurlijk wel zijn beste vriend is. Dit boek is vol, zonder dat het saai of onnozel wordt, vol grapjes, en toch als het leven zelf. Het leven op het platteland, in Noorwegen. Ik zei het al: Astrid Lindgren zou trots geweest zijn.

Een lijstje:

p.38: Lena heeft een briefje opgehangen in de Rimi, waar op staat dat ze een papa wil, en dat zorgt voor misverstanden. Boven Lena’s briefje hing ook een briefje waarin naar een zindelijke puppie werd gevraagd. Hilarisch, wat volgt.
p.45: Lena zegt over het zangfestival, waar Olles moeder heengaat, dat opa zingt als een neergestorte kraai. Dat vind ik een grappig beeld, voor zo’n klein ding.
Op p.57 komt een Croquetspel aan bod. Wat is dit? Op p.61 maakt Lena voor zichzelf Lena’s speciaalontbijt, “iets wat zo ongezond is, dat je het alleen kunt maken als je alleen thuisbent. Het zou wel fijn zijn om te weten wat daar dan in zit, geloof ik.
p.70: “Ik zit vol zeeroversbloed, zei ik tegen Lena.” “Puh!, dat is zo’n klein beetje dat alles er al uitstroomt bij de eerste de beste bloedneus! Zei Lena dwars.
p.77 loopt een beetje stroef: het is treurig hoe de tijd vliegt, mijmert Lena. Dat is niet meteen iets wat ik met haar associeer. Ook: ze gaan met z’n tweeën naar de vierde klas. In de voetnoot onderaan staat dat de Noorse vierde klas vergelijkbaar is met groep zes van een Nederlandse basisschool. Hoe zit dat dan met Vlaanderen?
p.78 (weer twijfel over beste vrienden van Olles kant: Juf Ellisiv vraagt Olle of Lena en hij beste vrienden zijn, waarop Olle antwoordt: “De helft van ons in elk geval wel…”
op p.81 komt de christelijke achtergrond van de auteur naar boven, lijkt mij, en ik weet niet of dat past. “Lena hield haar hoofd scheef en bekeek het schilderij lang. Is het magisch? Vroeg ze tenslotte. Dat is ik niet. Ik wist alleen dat tante-oma nooit bang is, omdat ze Jezus boven haar bed heeft. Ze zegt dat alle mensen lammetjes zijn, waar Jezus op past.
p.83: Lena tenvoeten uit: Voor de winter moeten de schapen van Olles vader terug naar binnen worden gebracht: “Dan is de vakantie verdomme voorbij, ook voor de schapen.”, zegt Lena altijd.
p.84: rustig lopen ging niet wanneer je zo blij was. Je voeten sprongen uit zichzelf.
p. 88, na Lena’s val van de Pieken. Olle ging naar haar op zoek en was bang om haar te verliezen, en piekert over hem en haar. Ze is helemaal enthousiast over de helikoptervlucht die ze daardoor maakte, terwijl “Eigenlijk geloof ik niet dat Lena begreep hoe bang ik was geweest om haar te verliezen als ze omlaag getuimeld was. (…) Lena was zeker niet zo bezorgt om mij geweest als IK daar op die richel had gezeten.
Op p.92 zijn de kinderen in de klas aan het eten, iets wat ook niet zo bekend is bij ons.
p.93: Kai Tommy heeft Lena zwaar beledigd, en zij heeft hem een dreun verkocht. Juf is heel boos op haar wanneer zij de klas uitloopt. “Waar gaat dat heen?” Vraagt ze. “Ik moet bij de rector komen”, is Lena’s antwoord.
p.98 Olle verteld tante oma dat hij bang is om Lena te verliezen. Dat is de laatste keer dat hij haar zal zien. Iedereen vindt dat triest, maar op p.101 dreunt de deur als vanouds wanneer Lena boos komt binnenwaaien. Dat is een verademing voor de jonge lezer.
p. 103 tot 107: alle ouders begrijpen dat Olle het heel moeilijk heeft met het feit dat zijn buurmeisje vertrekt. Het erge is dat hij niet wist dat ze zou vertrekken. Hij kruipt in bed, en is vast van plan om er niet meer uit te komen. Maar dat doet hij gelukkig wel.
p.110: mensen missen is het mooiste verdrietige gevoel dat er bestaat, volgens opa. p.119: opa verteld hoe Lena en Olle terug in Knal-Matilde kwamen gevlogen met hun slee en met kip nr. zeven tegen zich aan: “Ze kregen zo’n sodekannonnenrotvaart…
p.123: HeuvelopJon zegt dat hij – Godzijdank- slechts de halve wereld ziet.

De wonderlijke lotgevallen van Olle en Lena / Maria Parr ; uit het Noors vertaald door Bernadette Custers ; Heleen Brulot. (ill.)- Tielt : Lannoo, 2007.- 152p.: ill.- ISBN 978 90 8568 0031