Dina’s vader heeft ander werk gevonden, en het gezin Van Sant verhuist naar een dorp zowat driehonderd kilometer van het Bietenveld vandaan, waar Zus en Dina al hun hele leven wonen. Ze moeten allebei hun vrienden en vriendje achterlaten, en dit is niet naar de zin van Zus en Dina, uiteraard. En in het dorp waar ze gaan wonen, zal vast niets te beleven zijn. En zal Dina ooit nog toneel spelen? En zal een computerscherm tussen haar, haar Senne, Martijn en Marlowies, er niet voor zorgen dat hun vriendschap verwatert als je zover weg woont van elkaar? In het dorp waar ze gaan wonen, zal Dina nooit vrienden maken, dat weet ze zeker. De tweeling tegenover de deur doet raar, er is een jongen die gras verzamelt, en nog een andere buren bidden op een matje. Nee, Dina is er zeker van, ze zal haar hele leven ongelukkig blijven in dit gat!
Een blauwgroene cover, met een lichtgroen huis erop, en met [Dina] er in zwart schaduweffect met een trolly achter zich aan slepend, en in geel de titel van het boek, en Dina’s naam in zilveren glitters en blokletters. Maar Do Van Ranst zou Do Van Ranst niet zijn als hij het schreeuwerige van de cover des te harder de kop in drukt. De cover trekt misschien wel minder grage lezers over de streep, en dat is helemaal wat Do Van Ranst en zijn Dina verdienen. Veel lezers.
Het verhuisthema wordt zeer, zeer geloofwaardig uitgewerkt, en het ontdekken van de nieuwe buurt, doet qua stijl denken aan wat Anke de Vries lang geleden voor jongere kinderen deed met haar boeken over Florien en haar buren. (“Bij ons in de straat”).
“Verre vrienden en een vlek” is een boek als een prettig zittend donsdeken in de winter, of een ligstoel in de tuin op warme zomerdagen.
Dina is er dus van overtuigd dat ze nooit, nooit vrienden zal maken, en het ziet er naar uit dat het haar in eerste instantie nog zal lukken ook. Ze blijft binnen. Maar dat is zonder haar mama gerekend, die het maar niets vindt, zo’n “niksende” dochter. En dus gaat Dina er heel voorzichtig op uit. Ze leert de tweeling Mien en Sien kennen, die zo erg op elkaar lijken dat het wel is alsof ze één meisje zijn. Maar Mien heeft een vlek. (“Waar dan?” “Op mijn rug”). En wat moet Bas “Grasman” met het verzamelen van gras? Ook hij is in eerste instantie maar een rare snuiter. En Hamid en Sharbat? Zij komen uit Afghanistan.
Zo leert de lezer heel langzaamaan, maar nooit langdradig, samen met Dina, de buurt kennen. Van Ranst weigert om vlakke karikaturen te schetsen, ook al is “Verre vrienden en een vlek” reeds het vijfde boek over Dina, een fijne meid die ontzettend graag toneel speelt en zeker een eigen wil heeft. Vlakheid is dus ook in dit vijfde boek niet aan de orde. Zo is Bas niet zomaar Bas, en is de tweeling niet alleen maar “alsof ze een meisje zijn”. Van Ranst zet zijn personages met veel liefde neer, en laat de lezer wanneer die het boek uitgelezen heeft, met een beetje een melancholiek gevoel achter.
Hoewel Hamid en Sharbat slechts nevenfiguren zijn, net als Steffie en Charlotte, weet Van Ranst hen feilloos een plek in het verhaal te geven, en weet hij zelfs een figurant, want in wezen zijn Hamid, Sharbat, Charlotte en Steffie niet meer maar zeker ook niet minder dat dat een rol te geven, zonder dat het de lezer stoort, zij zijn niet “zomaar” in het boek neergepoot.
Het zijn Bas, en de tweeling en hun familie, die samen met de familie van Dina, de hoofdrollen meekrijgen, en wel met verve. Want wat is er met de vlek op Miens rug? En waarom heeft Bas geen vader? Met dat gegeven uitgewerkt, en met Bas en Dina is het wachten op het zesde boek over Dina.
Verre vrienden en een vlek / Do Van Ranst.- Leuven : Davidsfonds Infodok, 2010.- 192p.- (Dina ; 5).- ISBN 978 90 5908 368 4
Geen opmerkingen:
Een reactie posten