“Spinder” is opgevat als een schrift, eentje met een harde lichtgroene kaft, compleet met naamsticker en een ietwat slordig jongenshandschrift. Het schrift hoort toe aan Hidde, en met alcoholstift is met dikke zwarte letters “Spinder” over zijn naam heen gestift. De kaft staat vol met insecten, en datzelfde slordige handschrift.
Het boek begint met een briefje, voorin gekleefd, waarin
staat dat je als lezer nog altijd terug kunt, het boek / schrift
wegleggen. Maar Hidde wil hulp, en dus
hoopt hij dat je toch verder zult lezen.
Hidde, nu elf jaar, woont samen met zijn moeder en broer
Jeppe, die veertien is, in een huis met een geheime kelder, waar alleen Jeppe,
Hidde en Ward het bestaan van weten. Op
een keer gaat het echter grondig mis tussen de drie broers, en moet de kelder
zeker geheim blijven. Hidde en Jeppe
sluiten een deal: Hidde mag de kelder hebben, en hij maakt er een
insectenlaboratorium van. Hij houdt
zielsveel van insecten, en kan er uuuren over vertellen. Van der Geest slaagt er samen met
illustratrice Karst-Janneke Rogaar in om van insecten veel meer te maken dan “vieze
kriebelbeesten”.
Intussen zijn er na die noodlottige dag, toen Ward nog
leefde, drie jaar voorbijgegaan, en Jeppe wil de kelder inpikken om er een
drumhok van te kunnen maken. Waar Hidde
dan naartoe moet met zijn insecten, die door Jeppe steevast “beessies” worden
genoemd? Dat is Jeppes probleem
niet. En dus is het oorlog.
Deze oorlog gaat veel verder dan wat “oorlogje spelen omdat
dat is wat kinderen doen”. Het is een
psychologisch knap staaltje over wat (nare) gebeurtenissen die moeten zien
verwerkt te worden, met kinderen kunnen doen.
Hidde is een stille jongen, die nog geregeld nachtmerries heeft van wat
er met Ward gebeurde. Maar tegen Jeppe
kan hij niet op. Aan zijn moeder heeft
hij ook niets, want zij is zowat onzichtbaar: als Hidde ’s morgens opstaat, is
mama meestal al gaan werken, en ’s avonds komt ze pas heel laat thuis. Jeppe en Hidde moeten dan ook meestal alleen
eten. Papa is jaren geleden vertrokken,
en Hidde kan zich weinig van hem herinneren.
In Hiddes klas zit Lieke, op wie Hidde een oogje heeft, maar
hij durft het haar niet te vertellen. In
zijn dagboek schrijft hij allerlei plannen om Lieke te vragen. Maar ze is veel te vaak in het gezelschap van
Amber en Anouk, en met hen erbij durft Hidde al helemaal niets te zeggen over
zijn gevoelens voor haar. Bovendien is
Hidde helaas het soort jongen dat op school een beetje een pispaal is, zeker
nadat hij Lieke wilde verrassen met haar lievelingsdieren: vlinders. Ze houdt van roze, dus heeft hij geprobeerd
om roze vlinders te kweken, heeft hij een spin met een vlinder, een spinder,
proberen te maken. Maar dat resulteerde
zelfs in Hiddes bijnaam “Spinder”.
Geregeld beginnen kinderen op de speelplaats nu zelfs “Spinderen voor
spinderen” te zingen. Dit naar analogie
naar “Kinderen voor Kinderen”, wat voor Vlaamse lezers misschien helemaal geen
belletje meer doet rinkelen, maar Kinderen voor Kinderen is in Nederland nog
wel populair. Lieke schrok trouwens
alleen maar van de spinder, die zijn eigen vleugels ging aanvallen, omdat je
die zou moeten naaien in plaats van ze met secondelijm vast te maken. Wanneer Jeppe Lieke inpikt om zangeres te
worden bij zijn band, is Hidde haar ook nog helemaal kwijt.
Bor, de nieuwe overbuurjongen is volgens Hidde en Jeppe maar
een rare vogel, die ook nog eens bij Hidde in de klas zit. Bor is een wat slome jongen, met een “normale”
familie: vader, moeder, en een zus, Rosa.
Wanneer Jeppe Hidde heeft opgesloten in de kelder, zonder eten, is het –
na lang nadenken van de kant van Hidde, over hoe hij uit de kelder kan
ontsnappen – Bor die hem helpt, maar zelf ook opgesloten geraakt. Bor vindt dit onrechtvaardig van Jeppe, hij
heeft tenslotte niets met de oorlog tussen de broers te maken – Hidde heeft hem
intussen zo veel mogelijk verteld – maar Jeppe antwoordt hem dat hij zich er
dan ook niet mee moet bemoeien.“Spinder” is een beklemmend, triest boek, maar zonder tranentrekkerig te zijn. Triest, maar ook hoopvol. Hoopvol omdat Hidde een slimme knaap is, die het helaas erg moeilijk heeft met de mensen in zijn omgeving, of zij met hem: meestal vinden ze hem een watje. Mama heeft ook maar ten dele door dat voortdurende afwezigheid helemaal niet ideaal is voor haar kinderen. Maar ook zij moet verder met wat er met Ward gebeurde.
Van der Geest heeft de lezer op sublieme wijze een rol
gegeven in zijn derde boek. Hidde
schrijft zijn dagboek namelijk aan “jij met goede handen, die dit boek leest”. Wanneer Jeppe zelfs gaat inbreken in Hiddes
dagboek, wordt het voor de lezer nog duidelijker, dat hij of zij voor Hidde
echt een hulp is, en dat dit middel Jeppe van zijn stuk brengt, al het maar
voor een deel. Want Jeppe blijft wat hij
is: een etter. Toch weet van der Geest
van Hidde en Jeppe mensen te maken van vlees en bloed: Hidde is geen superman,
die strijdt tegen zijn broer, en Jeppe is niet zomaar de slechterik van dienst. Hidde is het moe, dat Het Geheim alles
verpest tussen hem en Jeppe, dus gaat hij het verhaal “aan jou” vertellen. Maar Hiddes dagboek is geen veilige haven
meer, Jeppe gaat er dingen bijschrijven, en je voelt de zinderende spanning
tussen hen, die ooit eens moet ontploffen.
Wanneer dat effectief gebeurt, leef je intens mee met de broers, en hoop
je dat alles goed komt.
Met “Spinder” bewijst van der Geest dat “Geel gras” geen
toeval was, en dat hij moeilijk in een vakje te stoppen is. Spinder / Simon van der Geest ; Karst-Janneke Rogaar.- Amsterdam : Querido, 2012.- 232p.: ill.- ISBN 978 90 451 12800 0 - 13+
Geen opmerkingen:
Een reactie posten