zondag 18 april 2010

Twee tieten in een envelop / Wim Daniëls

“Het is rood, en het is rond – rarara, wat is dat?” “Een blauw vierkantje.” Dit is één van de mopjes die in dit boek staan, om de toon een ietsje lichter te maken. De titel van dit boek “Twee tieten in een envelop” beloofde wat mij betreft niet echt veel goeds, het is trouwens ook het antwoord op een mop in dit boek. Wim Daniëls is een auteur die behalve kinderboeken ook vaak boeken rond en over taal schrijft, en er ook veel mee bezig is. Na “Dingen van Daan” was “Twee tieten in een envelop” nog eens een boek dat ik van hem las. Dankzij dit boek weet je ook dat je “meetsysteem” in twee richtingen kunt lezen, en dat dit woord, net als “lepel” dan toch hetzelfde blijft. “Groente” is een raar woord, er zijn namelijk ook rode groenten. Dus zou je tomaten “roodte” moeten kunnen noemen.


Maar hierover gaat dit boek niet.

Wietskes mama heeft borstkanker, en zal aan het eind van dit boek doodgaan. Het boek biedt de (jonge) lezer een keiharde blik in het gezin waarin mama niet lang meer zal zijn. Er staat NIETS tussen de regels, en er wordt NIETS verbloemd verteld. Alle pijn en bijwerkingen van “gemo” (Wietske schrijft dit woord zo, hoewel ze weet dat je “chemo” moet schrijven, maar je zegt wel “gemo”) komen aan bod, van een gezwollen buik door vochtophopingen als het dragen van een pruik omdat mama kaal wordt, de pijn, het vele slapen. Wietske gaat ook vaak naar mama kijken “of ze toch zeker nu nog niet dood is.” En wat moeten kinderen van elf? Wietske probeert door te gaan met haar leven, maar voor haar broer Okke is dit veel moeilijker. Papa zegt hem op het laatst zelfs dat hij niet egoïstisch moet wezen: MAMA zal er niet lang meer zijn, en hij verdoet zijn tijd met bokken op zijn kamer. Terwijl Okke niet meer naar school gaat, wil Wietske dat net wel. Hier merk je dat het leven echt wel zijn gewone gang gaat. Ook voor de lezer die dit boek leest, gelezen heeft. Hoe moeilijk dat soms ook is. En dat klasgenootjes vaak heel erg grof kunnen zijn. En dat je als onderwijzer dan maar best stevig in je schoenen staat. Wanneer iedereen weet dat Wietskes mama nu snel zal sterven, ligt er, van één van de twee moppenclubs, waar Wietske uit is gestapt, omdat ze nu toch niet meer om moppen zal kunnen lachen, een mop op haar tafeltje: “Sam en Moos komen elkaar op straat tegen. Zegt Sam tegen Moos: “Hoe gaat het met de buurman en zijn vrouw? Die waren allebei toch flink ziek?” Zegt Moos “Met de buurman gaat het goed, die is weer helemaal beter, maar zijn vrouw gaat maar langzaam vooruit. Ze komt er net aan, kijk maar achter je.” Sam kijkt achterom en ziet dat er een begrafenisstoet aan komt.” Zo zie je ook erg goed dat kinderen ongelofelijk grof voor elkaar kunnen zijn, en dat het dan de taak van een leerkracht (in dit geval) is, om hiertegen op te treden. Deze juf doet dit trouwens voortreffelijk: ze wil NIET weten wie die mop op Wietskes tafel heeft gelegd, ze vraagt het blaadje enkel en leest de mop voor, voor de hele klas. De kanker van mama in dit boek is voortdurend aanwezig, je wordt als lezer voortdurend meegenomen: en naar school, waar het leven gewoon (kan) doorgaat(n), als naar huis, waar iedereen ook zo gewoon mogelijk probeert te doen, maar waar mama’s naderende dood een grote plaats inneemt. Hoe dit gezin mama’s dood voorbereid, met enkel nog Sinterklaas (die in Nederland een veel prominentere plaats heeft, op vijf december), Kerst en Nieuwjaar te gaan. Mama maakt voor haar drie achterblijvers elk een fotoalbum: een voor papa, met foto’s van hem en haar samen, één voor Okke, met foto’s van haar en hem, en een voor Wietske, van haar en haar samen. Dit beukt echt, en hielden mijn ogen echt niet droog. Het is het Nederlandse meisje Wietske die dit verhaal vertelt, maar iedereen heeft een rol. Ook oma en opa, die met mama een dochter verliezen, en mama’s vriendinnen verliezen een vriendin. Maar kan dat wel? Wanneer je ouders nog leven, als dochter, doodgaan? Ouders zouden hun kinderen niet mogen overleven. Ook dit staat in het boek, en hoe oma en opa daarmee omgaan. Opa door op een bank in het park een beetje te gaan zitten huilen, en oma door vaak bij mama te zijn. Maar doodgaan zou pas moeten als je oud bent, op je 75 ofzo. Mama is 43…

Dit boek is helemaal af, al zou ik er misschien wel een andere titel aan gegeven hebben. De titel beloofd een onderbroekenlolverhaal, en dat is het niet. Het zou misschien zelfs gecatalogiseerd kunnen worden onder “non- fictie. Zeer aangrijpend, en bijna onvergetelijk boek. “Voor Rina, Adriana en alle andere mama”s en vrouwen die er nog hadden moeten zijn”, is de opdracht voorin het boek. “Mag je nog lachen als je moeder doodziek is?” Dit is de vraag die onder de titel op de voorplat staat, en die vraag had niet gehoeven. Dit geeft ook weer, wat mij betreft, een beetje een verkeerd beeld van wat een lezer van dit boek kan verwachten.
Twee tieten in een envelop / Wim Daniëls.- Houten : Van Holkema en Warendorf, 2009.- 111p.- ISBN 978 90 475 0738 3