Ida komt na drie dagen logeren bij haar oma en opa weer thuis, en vindt haar moeder tussen de rommel van HAAR kamer. Ida weet meteen hoe laat het is: het is tijd voor de jaarlijkse Miss Aardbei-verkiezing, waaraan haar moeder zal deelnemen, zoals ze elk jaar doet. Ida’s moeder is van het verstrooide type, en dacht dat Ida even naar de winkel geweest was. Nu dat niet zo is, geeft haar moeder haar meteen een volgend klusje: ze moet hoestsiroop, tomaten, gele, lichtblauwe en lichtgroene zakdoekjes (geen andere kleuren) meebrengen, ze moet uit de bib een romantisch leesboek (wat is een boek anders dan een leesboek?) (geen ander boek!) meebrengen, én ze moet juffrouw Adora van de trein afhalen. (Waarom een moeder een kind van elf met al die dingen opzadelt, is mij een raadsel, maar goed, we zullen maar denken dat een auteur een insteek zoekt voor een boek). Juffrouw Adora is de vroegere zangleerkracht van Ida’s moeder, en zij zal haar helpen, of moeten helpen, met haar zangnummer op de Miss-Aardbeiverkiezing. Het enige wat Ida echter van Juffrouw Adora heeft, is een oude foto. Hoe moet ze deze vrouw in ’s hemelsnaam gaan herkennen tussen allemaal mensen die OOK van de trein stappen?
Wanneer Ida de trein ziet aankomen waarin juffrouw Adora zich zou moeten bevinden, gaat ze opzoek: allerlei mensen worden op een wel heel vreemde manier opgewacht: luidkeels zingende mensen op het perron, trapjes VOOR de treindeuren, in het station heeft een man duiven zitten vangen, de inkomdeuren zijn met zeven, waarvan er eentje is die “geen zin” boven zich heeft hangen. Maar … Er stapt niemand van de trein die voldoet aan de beschrijving van de foto, en niemand die naar appel en kaneel ruikt, zoals haar moeder zei. Dus stapt Ida op de trein. Daar vind ze in een van de wagons, de juiste vrouw. Maar wat ze ook probeert: juffrouw Adora komt niet van de trein, en die vertrekt: Met juffrouw Adora, en mét Ida. Wat nu?
Gek verhaal, zonder uitdieping van de karakters van de personages. Wat ze doen, en één karaktertrek, zoals “de blije vrouw” worden wel uitvoerig beschreven. Vooral wat ze doen. Er wordt bijna het hele boek door op de trein doorgebracht: in de coupé, of in de wagon der stilte, waar Juffrouw Adora en Ida steeds naartoe gaan en dan cake met aardbeien en slagroom eten. De gekste mensen passeren de revue: mannen zonder gedachten, die later in een pension, waar we Ida ook zullen terugvinden, ook opduiken, en op kaartjes die de pensionhoudster hen aanreikt, aflezen wat ze moeten denken. Zoals het eten van bloemkool en spruitjes als ontbijt. Of een vrouw met vijf niet opgevoede kinderen, die de hele tijd op de banken van de trein heen en weer rennen. De conducteur van de trein beslist wanneer er gestopt wordt, en of er vrolijke mensen staan te wachten. Is dit niet het geval, MOET je blijven zitten. Zo brengt Ida drie dagen en drie nachten door op de trein, waarbij ze ’s nachts opmerkt dat Juffrouw Adora een brief schrijft. Aan wie schrijft ze deze brief? “Waar is juffrouw Adora?” dekt de hele lading van dit boek, ook wanneer ze op een ochtend verdwenen blijkt te zijn. Dus vindt Ida dat ze maar opzoek moet naar Juffrouw Adora. Maar hoe komt ze van de trein? Waar is ze? Dat weet ze helemaal niet, en dat stoort me een beetje als lezer. Het verhaal is op deze manier een beetje té. Ida springt uiteindelijk met hulp van de duivenman van de trein, waarbij ze haar knieën lelijk bezeert. (Ze springt van hoog, want zonder de trapjes gaapt er een leegte van de trein naar de grond.) Bovendien heeft ze alleen een oud nachthemd van Juffrouw Adora aan: het is immers middenin de nacht. Ze begint dus maar te lopen op goed geluk, en komt aan bij een pension. De pensionhoudster vraagt of ze denkt. Dat vindt Ida een rare vraag, en ze zegt dat ze het niet weet. Zo komt ze elf mannen zonder gedachten tegen. Maar Ida heeft al snel door dat er iets niet klopt: op een ochtend zijn haar spullen weg “Ik heb mijn spullen niet meer” is Ida’s gedachtengang hierover (Maar het zijn haar spullen zelfs niet): het koffertje van Juffrouw Adora, en haar portret. Er is echter een bondgenoot voor Ida: de Dichter. Hij vertelt haar dat de pensionhoudster steelt als de raven, en dat ze maar eens moet proberen om in de keuken te geraken. Ze moet er wel rekening mee houden dat de pensionhoudster nooit slaapt. Zou Ida moeten proberen om haar in slaap te lezen? “Zodra de pensionhoudster slaapt”, zal Ida haar spullen, die ze inderdaad in de keuken zag staan, en het portret van Juffrouw Adora, dat ze terugvind in de ijskast (en ook dat is voor de lezer vreemd, maar de personages lijken zich dat niet af te vragen, wat me ook al stoort. Een beetje verwondering over wat gebeurt buiten de trein, en over bloemkool eten in de ochtend, het zou niet misstaan. De bloemkool kwam echter ’s morgens op tafel omdat de mannen zonder gedachten dat goed vonden. Maar een lachsalvo van een buitenstaander zou dit gekke verhaal IETSJE minder gek maken, en dat mocht wel. Het is een beetje té, volgens mij. Ida gaat op het allerlaatst, ze heeft een optocht meegemaakt, heeft een gekke oude vrouw ontmoet die in spreekwoorden praat, korte wegen, lage wegen, en middellange wegen naar het huis van Juffrouw Adora gevolgd, en heeft haar uiteindelijk teruggezien, in de optocht, waarin het hele dorp meeloopt. Het boek is slecht geredigeerd, en bovendien staat er zelfs een kanjer van een taalfout in, wanneer uitlekt wat Juffrouw Adora op haar kerfstok heeft, en waarom ze steeds wegwil: ze heeft een testament vervalsd. Vervalsd? Waarom let een redactie niet op dit soort fouten? Het heeft ook slechte zinsconstructies, waardoor het taalgebruik stroef is: “Wat een goed idee. Ik loop met je mee. Het is al zo lang geleden dat ik in het landhuis ben geweest. Is dat goed? Dit klinkt alsof ze vraagt of het goed is dat ze al zo lang niet meer in het landhuis “Huize Heuvelhof” is geweest. Terwijl haar vraag was of het goed is dat ze met Ida mee loopt.
Waar is juffrouw Adora? / Tanja Seegers.- Antwerpen : Manteau, 2009.- 258p.: ill. ISBN 978 90 2232362 5
Geen opmerkingen:
Een reactie posten