Een prachtboek. Groen is de lievelingskleur van Ferre: hij houdt van de zomer. Frie blijft liever binnen, en komt alleen buiten als het moet, en houdt daarom meer van de winter. Omdat Ferres lievelingskleur groen is, is het hele boekje dan maar groen, zonder dat het te fel opvalt: de omslag is groen, net als alle tekeningen, die een zweem groen bevatten. Elk hoofdstuk begint met een dik groen lettertype ook, maar dat is niet zo nodig voor het verhaal: eerder een fijn extraatje voor wie dit mocht opmerken.
Wat mij betreft is dit boek nog eens van een zeldzame kwaliteit jeugdliteratuur, en niet zomaar een jeugdboek met een goed verhaal in. Niets klinkt uitleggerig, je mag het verdriet van Ferre en Frie helemaal zelf ontdekken: beiden hebben dezelfde levenswandel: Ferre is zijn vader en moeder verloren, maar ook Frie heeft iets dergelijks meegemaakt. Af en toe vertelt ze Ferre er iets over, maar liever zwijgt ze erover. Hoewel Ferre groter wordt, en wil weten waarom hij bij Frie is, en waar zijn moeder naartoe is, en zijn vader; en waar zijn donkere buien vandaan komen. Tot Willem het er glashard over heeft: Frie loog over het witte paard dat zijn moeder kwam halen! Zijn moeder dronk, en “was alsmaar moe, zelfs te moe om voor Ferre te zorgen, ze wilde alleen nog maar drank.”
Waar Frie vandaan komt, is niet meteen duidelijk, maar dat hoeft niet zo voor het verhaal. Hoewel dat wel een fijn extraatje zou zijn: ze houdt ervan om “rösti” te bakken en praat soms vreemde woorden die Ferre niet verstaat: (ze klinken en zijn Duits. Ze zingt soms een liedje dat ze van haar vroegere thuis, uit haar land heeft meegenomen: achterin het boek staat dat ze het liedje heeft uit een gedicht van Rainer Maria Rilke. Een heel klein beetje zoekwerk levert op dat dit een Tsjechische dichter was. Het kan dus dat Frie een Tjechische vrouw is.) Het gedicht heet “Herbsttag”. Had het wel graag integraal achterin het boek gezien.
Dit boek is helemaal af: elk personage komt tot zijn recht, en heeft een eigen plekje. Alles draait om Ferre en Frie, en knuffelrat Fredje (Frie noemde hem zo: - hij is al bij Ferre toen hij bij zijn moeder thuis uit de kast werd bevrijdt – Fr van Frie en E van Ferre – Het is aandoenlijk, bijna, om te zien hoe Goeminne erin slaagt om zelfs een knuffelbeest een rol te geven. Ferre praat weleens met Fredje, en hij praat altijd terug. Toen Fredje op een dag, toen Ferre zes was, zoekraakte, toen Ferre en Frie naar een bureau moesten waarbij werd beslist of Ferre bij Frie mocht blijven, misschien: dit is niet duidelijk, dit staat niet expleciet in de tekst, zoals niets in dit boek, maar je kunt wel alles opmaken – ging Frie terug om hem voor Ferre terug te vinden.) Meester Toon is in de klas voor Ferre ook een steun en toeverlaat voor Ferre: hij begrijpt hem ook, en laat ook andere kinderen in de klas in hun waarde. Tuur is Ferres beste vriend, en dat merk je: beide jongens begrijpen elkaar zonder woorden.
De titel zou op een sprookje kunnen wijzen, maar is het geenszins, en eigenlijk is het ook niet “fantastisch”, hoewel. De titel slaat op het verhaal dat Ferre in de klas vertelt over hem en Frie. Maar je merkt ook op dat het niet waar is. Toch niet helemaal. Want Frie is niet ideaal. Maar wie is dat wel? Niemand. Meester Toon weet trouwens heel goed dat niet iedereen zomaar wil vertellen, of zijn of haar geheim wil vertellen: daarom laat hij zijn klas hun geheimen toevertrouwen aan papier. En tekenen is het liefste wat Ferre doet. Hij tekent Fredje, voor Frie. Een boek over stukken van mensen.
Het boek doet ook een heel klein beetje denken aan “Ciske de Rat”, het kleine jongetje zonder vader, maar waarin de leraar (gespeeld door Herman van Veen) ook een zorgende rol heeft.
Het fantastische verhaal van Ferre en Frie / Siska Goeminne ; Jef Roels.- Wielsbeke : De Eenhoorn, 2009.- 109p.: ill.- ISBN 978 90 5838 555 0- 10+
HERFSTDAG
Heer: het is tijd. De zomer was zeer groots.
Leg op de zonnewijzers thans uw schaduw,
en stel de velden aan de winden bloot.
verleen hun nog twee zuidelijker dagen,
stuw hen naar de voleinding, Heer, en jaag
de laatste zoetheid in de zware wijn.
Wie nu geen huis heeft, bouwt het ook niet meer.
Wie nu alleen is, zal het nog lang blijven,
zal waken, lezen, lange brieven schrijven,
in lanen rusteloos dwalen, telkens weer,
als op de wind de blaren zullen drijven.
in: De Revisor III/5 , 1976 )
HERBSTTAG
Herr, es ist Zeit. Der Sommer war sehr groß.
Leg deinen Schatten auf die Sonnenuhren,
und auf den Fluren laß die Winde los.
gib ihnen noch zwei südlichere Tage
dränge sie zur Vollendung hin und jage
die letzte Süße in den schweren Wein.
Wer jetzt allein ist, wird es lange bleiben,
wird wachen, lesen, lange Briefe schreiben
und wird in den Alleen hin und her
unruhig wandern, wenn die Blätter treiben.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten