“Hoe somber mag een kinderboek zijn om nog een kinderboek genoemd te worden?”
Ik denk niet graag in hokjes, en wil dit ook voor dit stuk proberen te vermijden. Ik wil het niet hebben over “dit is een kinderboek” of “dit is een jeugdboek.” Wat ik wel wil proberen is duiden wat “somber” voor mij inhoudt, en of dit gegeven voor mij al dan niet kan. Wat kinderen willen of zouden mogen hebben, daar wil ik het dan weer NIET of indirect over hebben. Wanneer zij een boek te somber vinden, stoppen ze gewoon met lezen, en daar vind ik niets mis mee. (100 procent Lena van Stefan Boonen is zo’n boek, bijvoorbeeld).
Ik las ooit, voor mijn tijd bij "Vertel Eens" “Zwart als inkt” van Wim Hofman en ik vond dat nog zo “zwart” niet. Sneeuwwitje is een beetje zielig, en haar leven is op een bepaald moment “een zwarte bladzijde” genoemd, en dat merk je als lezer ook: ze zit maar in dat huisje terwijl de dwergen uit werken gaan. Maar het fijne aan dit boek is wel dat het jou als lezer een “blik achter de schermen” van de “snoepversie” van Sneeuwwitje van Disney en de gekende versie van het sprookje biedt. De dwergen hebben ook allemaal “body”, en zijn allesbehalve melig. Ze zeggen haar wel dat ze voor niemand de deur mag openmaken, maar uiteindelijk mag Sneeuwwitje van hen betreft toch haar zin doen, in de mate van het mogelijke. Ook opmerkelijk: Sneeuwwitje wordt in dit verhaal echt volwassen: “Niets aan te doen, het is de maan…”, wanneer blijkt dat Sneeuwwitje naar de rivier ging, in het midden van de nacht, om zich te wassen.
Dit boek is helemaal af: de eenzaamheid, de blik achter de schermen (want uiteindelijk is de Disneyversie niet meer dan: “ik wil een kindje”, mama gaat dood, stiefmoeder, Sneeuwwitje wordt naar het bos gebracht, komt bij de dwergen terecht, komt drie keer in aanraking met haar boze stiefmoeder, wordt wakker gekust, leeft lang en gelukkig, klaar.
In “Zwart als inkt” heb je alles wat er daarrond gebeurd ook. Het stuk met de prins erin, die opzoek is naar haar, hoefde voor mij niet, en ik was eigenlijk wel blij dat zijn tocht afgelopen was. Maar “zwart als inkt” vond ik het boek eigenlijk niet.
Ik moet voor de volledigheid ook de versie van Sneeuwwitje vernoemen, die door Benjamin Lacombe gemaakt is, en in het Nederlands literair bewerkt werd door Piet De Loof. Dit boek is nog eens oerdegelijk, met scherpe kanten, en absoluut zonder zeemzoet einde...
Eenzaamheid is misschien niet het leukste, maar het hoort af en toe wel bij het leven. En uiteindelijk komt het toch goed. (Misschien vond ik het boek daarom ook wel goed, net als bij het sprankeltje licht in “De genezing van de krekel” – Toon Tellegen, waarbij de depressie die je herkent uiteindelijk toch over schijnt te gaan. De dieren willen hem ook allemaal helpen. Dat is, naar mijn gevoel anders in “de eenzaamheid van de egel”, wat ik dan weer wel een erg donker boek vond. De egel blijft maar alleen zijn, en dat wordt ook volgehouden: hij schrijft briefjes aan zichzelf, denkt na over moedeloosheid, viert zijn verjaardag het liefst (of niet?) ver van de anderen af, en het boek eindigt onbeslist, met een briefje, dat ook nog eens over eenzaamheid gaat. Het biedt geen lichtpuntje. Het mocht iets lichter.
Ook “En de zee nam Eben mee” van Kristien Dieltiens lag me veel te zwaar op de maag. Er wordt onderling niet of nauwelijks over het grote verdriet dat dit gezin meemaakt, gesproken, en Berthe staat er eigenlijk alleen voor. Toch is dit geen slecht boek, alleen veel en veel te zwaar beladen. Dan wil ik het kort ook nog even hebben over “Een meisje van niks” van Aster Berkhof, wat ik persoonlijk bijna een misdaad vond. In dit boek zit alles beschreven van hoe het NIET moet om niet in stereotiepen over mensen met een handicap te vervallen. (Dit is een voorbeeld van hoe het wel kan)
Meisje zit in een rolstoel, en slijt haar dagen. Moeder wil haar niet, haar vader is dood. Haar vriend gaat na een hersenoperatie ook dood: samen zeggen zij dat ze niets waard zijn. Verschrikkelijk deprimerend boek. Ik vind het vooral schrijnend dat dit een boek is uit 1994, toen er toch al een ietsje anders naar mensen met een handicap werd gekeken.
“Mijn neefjes zijn wolven” van Wally De Doncker is ook een donker boek, maar er wordt tenminste naar het gepeste slachtoffertje geluisterd. Hij durft niet zo goed vertellen wie hem pest, maar hier wordt tenminste geluisterd en iets ondernomen.
Maar “Somberte in een kinderboek, mag dat?” Daar antwoord ik “natuurlijk” op. Wanneer kinderen met somberte, triestheid, of dood in een boek (en in het echte leven natuurlijk, dat wordt weleens vergeten, blijkbaar: ook in het echte leven is triestheid, somberte en dood aanwezig) geconfronteerd worden, lijkt het mij dat het de rol van helpende volwassene nodig is, dat er geluisterd wordt naar hoe een kind zich voelde bij het lezen van het boek. Kinderen (en jongeren!) moeten volgens mij ook het recht hebben om, net als volwassenen dat doen, te kunnen zeggen: dit boek leg ik weg, ik stop met lezen, want ik vind het te triest. Dat mag ook niet uit het oog verloren worden, denk ik: niet iedereen vindt een boek om dezelfde reden somber of donker, of licht en vrolijk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten