Ik keek een paar dagen geleden al terug, naar 2018, en naar hoe ik weer boven water kwam met geproest en gespetter. Dat deed ik op mijn Facebookprofiel, want dat had niets met “ik hou van boeken!” te maken. Helemaal niet.
In 2020 las ik naar mijn gevoel zo goed als niks. Er kwam dat jaar ook zo goed als niks uit mijn handen, maar dat dat zo ging, was perfect logisch.
In mijn Goodreads-accont gaf ik in 2021 aan dat ik 60 boeken wilde gaan lezen. Dat lukt me waarschijnlijk weer niet, maar ook dat is niet erg. Misschien las ik/lees ik de laatste tijd niet zoveel memorabelmooie, onvergetelijke boeken? Boeken die omwille van hun taal iets met me doen, of omwille van hoe personages erin voor elkaar zorgen (of dat niet doen, wathever)?
Het zou zomaar kunnen. Want ik kan het lezen weer omarmen, en ik juich het toe.
In 2021 vroeg Ik vind lezen leuk me iets. Net als de voorbije jaren, omdat ik een blog heb, en omdat ik het lezen van kinderboeken, met én voor kinderen, of in mijn eentje, nog altijd het leukste vind dat er bestaat, of toch ongeveer, als je de Efteling niet meetelt.
Een hele zomer lang mag ik, net als andere kinderboekencollega’s, een stukje schrijven waarin ik vertel welke boeken ik in de zomer wil lezen. De allereerste keer dat ik daaraan meedeed, maakte ik een filmpje (en ik kon er niks van), waarin ik vertelde over een boek over kabouters, en over een televisieserie die “Kunt u mij de weg naar Hamelen vertellen?” heette, en waar Harrie Geelen in tot nu toe twee dikke turven mij probeerde mee te nemen. Maar waar ik tot nu toe nog steeds niet ben aan toegekomen. Het komt vast nog.
Dit jaar schreef ik een stukje dat ik opfleurde met eigen boekenfoto’s. Boekenfoto’s uit mijn kast, met alle zeven delen uit de Harry Potterreeks. Die boeken probeer ik elke zomer te herlezen. Omdat ik dat wil, en omdat dat intussen past bij de zomer. Toegegeven, dat is OOK al niet gelukt, maar lukte wel een maand of drie later. En nog steeds vind ik de boeken spannend, saai, mooi, enfin, noem het maar op. Dat vind ik sterk, als boeken dat met je kunnen blijven doen.
Ook herlas ik “Jaspers Vlinders” van Johan Vandevelde, voor ongeveer een miljoenste keer. Het boek bestond dit jaar 15 jaar, en wordt nog steeds gelezen.
Ik las een lijst omdat ik mij daarvoor met veel plezier had opgegeven, en waardoor ik soms boeken ontdekte die ik anders waarschijnlijk nooit zelf zou hebben ontdekt. Voor Ik vind lezen leuk noemde ik “Meerminnen verdrinken niet” van Saskia Maaskant, en “Bart” van Ap Dijksterhuis in het bijzonder. “Meerminnen verdrinken niet” bewees nog maar eens dat we Maaskant maar beter niet in een vakje proppen, want daar past ze niet in. En dat is leuk en steeds anders.
Bart is 15, en twee jaar jonger dan de jongens bij wie hij in 1982 in de buurt ergens in een Nederlands dorp, komt wonen. Met hoe hij is, en over de dingen nadenkt, geeft hij echter iedereen het nakijken. En omdat het 1982 is kan er schaamteloos naar platen van Joy Division en The Cure geluisterd worden. Voeg daarbij een warme zolderkamer in de zomer en je vergeet dat we in de 21ste eeuw zijn. Dat een boek ook prachtig kan zijn met weinig bladzijden, en zonder internet of zelfs maar mobiele telefoons. Dat je Bart niet zo gemakkelijk weer loslaat, net als zijn vrienden.
De laatste leestip voor 2021 krijgt u van mij van Adam Silvera. “Op het einde gaan ze allebei dood” is de weinig opbeurende titel van zijn debuut uit 2017, maar laat je niet vangen, het is een prachtboek.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten